Het RIVM doet onderzoek naar de oorzaken van de epidemie van bof, die sinds eind 2009 vooral heerst onder studenten. Vanaf 1 december 2009 tot 26 juli 2011 zijn er 1004 meldingen van patiënten met bof bij het RIVM binnengekomen. De meldingen komen vooral uit universiteitsteden.

Een mogelijke oorzaak van de epidemie is dat de bescherming door het bofvaccin in de tijd afneemt, waardoor jongvolwassenen, die onderling veel nauwe contacten hebben (studentenhuizen, feesten van studentenverenigingen, sportverenigingen), na blootstelling toch de ziekte kunnen ontwikkelen. Wel blijkt dat de kans op complicaties ten gevolge van bof bij gevaccineerden kleiner is dan bij ongevaccineerden.

De meeste studenten met bof zijn in het verleden tweemaal gevaccineerd tegen BMR bof, mazelen,rodehond (bof, mazelen,rodehond). Er is op dit moment onvoldoende aanleiding om revaccinatie van al volledig gevaccineerde studenten te adviseren. Gezien de kleinere kans op complicaties zullen GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en studenten die nog niet of niet volledig ingeënt zijn tegen de bof, een BMR-vaccinatie aan blijven bieden.

Het bofvirus wordt overgebracht door hoesten, niezen en speekseluitwisseling. Bof verloopt vaak ongemerkt, maar kan ook leiden tot complicaties als doofheid en teelbalontsteking. Zeer zelden leidt dat tot blijvende onvruchtbaarheid. Het vóórkomen van bof in Nederland is sterk afgenomen sinds de inenting ertegen in 1987 werd opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma. Sindsdien krijgen kinderen op de leeftijd van 14 maanden en 9 jaar een BMR-inenting, tegen bof, mazelen en rodehond.