Op 26 juni promoveerde RIVM’er Wim van der Hoek op het onderwerp Q-koorts. De onderzoeken binnen zijn proefschrift zijn onderdeel van het RIVM-onderzoek naar de uitbraak van Q-koorts in Nederland. In 2007 begon deze uitbraak in Noord-Brabant en had een piek in 2009. De bacterie werd verspreid via besmette melkgeiten. De resultaten van de onderzoeken zijn gebruikt bij de beleidsadvisering en bestrijding van de Q-koortsuitbraak in Nederland.

Het proefschrift benadrukt het belang van geografische analyses voor een infectieziekte zoals Q-koorts die van dier op mens wordt overgedragen. Zo blijkt uit het onderzoek dat Q-koorts vooral voorkomt rond besmette melkgeitenbedrijven en niet rond vleesschapenbedrijven. Verspreiding van de bacterie Coxiella burnetii vanuit besmette bedrijven hangt af van wind en andere weersfactoren, vegetatiepatronen en bodemomstandigheden.

Het onderzoek suggereert dat het beter is om melkgeitenbedrijven niet te vestigen in akkerbouwgebieden die gekenmerkt worden door weinig vegetatie en een lage grondwaterstand. Een infectie met de Q-koortsbacterie geeft meestal geen of slechts lichte klachten. Op basis van de vergelijking van het aantal meldingen van patiënten met Q-koorts met gegevens van bloeddonoren wordt geschat dat één Q-koortsmelding zich verhoudt tot 12,6 infecties met de Q-koortsbacterie. De aanwezigheid van antistoffen die op een recent doorgemaakte infectie duiden was in Nederland niet gerelateerd aan vroeggeboorte, laag geboortegewicht of andere ongunstige zwangerschapsuitkomsten. Dit wijkt af van berichten uit de internationale literatuur waarin wel zulke negatieve effecten worden beschreven.

Hoewel de uitbraak van Q-koorts voorbij is, zal de komende jaren bij meer mensen chronische Q-koorts worden vastgesteld. Om chronische Q-koorts vroegtijdig op te kunnen sporen wordt aanbevolen om bij elke patiënt met Q-koorts na 6-9 maanden opnieuw antistoffen te bepalen. Voor patiënten met bekende risicofactoren kan dit vaker onderzocht worden. De diagnose chronische Q-koorts moet echter vooral op basis van het ziektebeeld worden gesteld.