Daar sta je dan als epidemioloog, zwetend in rubber laarzen en een broek met chloorvlekken, in de brandende Afrikaanse zon in een stoffig dorpje met de bewoners te praten. Je staat, omdat je niet mag zitten. Niets mag je aanraken en je moet 2 meter afstand houden van andere mensen, want het gaat hier om een ongekend grote ebola-epidemie.

content

Auteur(s): K. Kardamanidis

Infectieziekten Bulletin: november-december 2015, jaargang 26, nummer 9-10

Een veldepidemioloog past basale epidemiologische principes toe in het veld om een acute situatie op te lossen. Het gaat erom, zo snel mogelijk de oorzaken van een probleem te identificeren en processen in gang te zetten om het aantal ziekte- en sterfgevallen zo beperkt mogelijk te houden. Veldepidemiologen houden zich niet alleen bezig met de (hoogst noodzakelijke) dataverzameling en analyse, maar begeven zich ook op het gebied van volksgezondheidsbeleid en actie. (1)

Wat betekent dit nu in de praktijk? In het begin van de uitbraak in Sierra Leone was er een gebrek aan alles. Allerlei maatregelen moesten allemaal even urgent uitgevoerd worden, omdat alleen als ze allemaal uitgevoerd werden de uitbraak gestopt kon worden. Maar er moesten keuzes worden gemaakt. Artsen zonder Grenzen (AzG) besloot tot het opzetten en runnen van Ebola Management Centra (EMC Erasmus Medisch Centrum (Erasmus Medisch Centrum)). Zij hadden hiermee al ervaring opgedaan tijdens eerdere ebola-uitbraken in Afrika. Door het isoleren van patiënten droegen zij in belangrijke mate bij aan het verminderen van de verspreiding van ebola.

Epidemiologen van AzG hielden zich in de EMC bezig met

  • training van het EMC-personeel op het juist toepassen van de casusdefinitie van ebola tijdens triage;
  • brononderzoek bij vermoedelijke en bevestigde ebolapatiënten – zijn zij besmet door een ziek familielid, tijdens een begrafenis of in de gezondheidszorg? – en het leggen van epidemiologische verbanden om de transmissieketen duidelijk te krijgen;
  • zorgdragen voor een goede kwaliteit van data in de patiëntendatabase, data-analyse en het publiceren ervan in wekelijkse epidemiologische rapporten.

Al deze taken droegen uiteindelijk bij aan het monitoren van het verloop van de uitbraak, zodat we wisten hoe snel deze zich verspreidde, waar de focus van bestrijdingsmaatregelen moest liggen en of deze maatregelen effectief waren. Verder waren zij, vooral toen er minder nieuwe patiënten werden opgenomen in het EMC, verantwoordelijk voor:

  • het ondersteunen van lokale surveillanceteams bij het onderzoeken van case en death alerts vanuit de bevolking en het in kaart brengen en opsporen van contacten;
  • een goede samenwerking met lokale gezondheidsautoriteiten waardoor epidemiologische informatie over patiënten in het EMC, en mogelijke patiënten en contacten in de gemeenschap gekoppeld kunnen worden;
  • het identificeren van hiaten in surveillance- en responsactiviteiten ter plekke en er voor zorgdragen dat deze informatie gedeeld wordt met andere organisaties. Zo hielden epidemiologen van de World Health Organization (WHO World Health Organization (World Health Organization)) en de Centers for Disease Control and Prevention (CDC Centers for Disease Control and Prevention (Centers for Disease Control and Prevention)) zich bijvoorbeeld bezig met training van de lokale staf.

In het dorpje spreken we met de bevolking om er achter te komen of ze weten dat ze zieke mensen en doden verdacht voor ebola moeten melden bij de autoriteiten. Een heel belangrijk aspect van het surveillancesysteem: vroegtijdige signalering. En ja, ze weten allemaal bij welke persoon in het dorp, die een mobiele telefoon heeft, ze zo iemand moeten melden. Terwijl we onze handen wassen in 0,05% chlooroplossing en de zolen van onze laarzen worden afgespoten met 0,5% chlooroplossing waarna we pas de Four-Wheel Drive in mogen, hopen wij dat de kennis van de procedures zich ook vertaalt in gedrag. Het is namelijk nogal wat, je zieke kind niet te mogen aanraken, maar op te laten halen door een ambulance met vreemde gemaskerde mannen in isolatiepakken.

Auteur

K. Kardamanidis, epidemioloog. Van januari-maart 2015 werkzaam voor Artsen zonder Grenzen

Correspondentie

katina.kardamanidis@gmail.com