Overzicht van bijzondere meldingen, clusters en epidemieën van infectieziekten in binnen- en buitenland tot en met 17 augustus 2017

ib september 2017

Auteur:  E. Fanoy

Infectieziekten Bulletin, jaargang 28, nummer 7, september 2017

Binnenlandse signalen

Mazelen in Europa

In een aantal Europese landen zijn momenteel mazelenuitbraken Roemenië en Italië hebben te maken met grote mazelenuitbraken, waarbij nog steeds nieuwe patiënten worden gerapporteerd, ondanks het uitvoeren van maatregelen zoals versterkte vaccinatiecampagnes. In Italië zijn sinds begin 2017 (t/m 1 augustus) 4.001 patiënten gemeld. Hieronder waren 275 medewerkers in de gezondheidszorg. De mediane leeftijd is 27 jaar, 89% van de patiënten was niet gevaccineerd tegen mazelen en 6% had slechts 1 vaccindosis ontvangen. In Roemenië zijn tussen 1 januari 2016 en 28 juli 2017 8.347 patiënten gemeld (1.969 in 2016 en 6.378 in 2017). Nagenoeg alle landen van de Europese Unie hebben mazelenpatiënten gerapporteerd dit jaar, behalve Letland, Liechtenstein, Malta en Noorwegen. Buiten Roemenië en Italië zijn in 2017 (t/m juli) ook veel patiënten gemeld in Engeland/Wales (962) en in Duitsland (814). In Nederland zijn in 2017 11 patiënten gemeld. Sinds begin 2016 zijn in totaal 40 sterfgevallen in Europa gemeld: 32 in Roemenië, 3 in Italië en 1 in Groot Brittannië, Bulgarije, Duitsland, Portugal en Frankrijk. (Bronnen: ECDC CDTR, RIVM)

Vaccinatiegraad en jaarverslag Rijksvaccinatieprogramma Nederland 2016

De vaccinatiegraad voor de verschillende vaccinaties in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP Rijksvaccinatie programma (Rijksvaccinatie programma)) is voor het derde opeenvolgende jaar licht gedaald met ongeveer een half procent. Als deze trend zich doorzet, neemt de kans op een mazelenuitbraak in de toekomst toe. Internationaal gezien is de vaccinatiegraad in Nederland nog steeds hoog. Een uitzondering is de lage deelname aan de HPV humaan papillomavirus (humaan papillomavirus)-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker die voor het eerst afnam van 61 naar 53%. Dit blijkt uit het rapport Vaccinatiegraad en het jaarverslag Rijksvaccinatieprogramma Nederland 2016. (Bron: Rapport vaccinatiegraad)

Toename aantal legionellosemeldingen

In 2017 zijn 115 legionellosemeldingen geregistreerd met een eerste ziektedag in juli. 84% van deze patiënten heeft de infectie waarschijnlijk binnen Nederland opgelopen. Dit is het hoogste aantal meldingen in een julimaand sinds de landelijke registratie. Alleen in augustus 2006 (120 meldingen) en in augustus en september 2010 (respectievelijk 137 en 118 meldingen) waren er meer meldingen binnen 1 maand (Figuur 1). Er zijn nu 28 meldingen met een eerste ziektedag in augustus. Er is 1 geografisch cluster van 4 patiënten die binnen hetzelfde postcodegebied wonen, met allen een eerste ziektedag binnen dezelfde periode van 2 weken. De betrokken GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) onderzoekt dit cluster. Tot dusver is de bron niet gevonden. Er zijn geen natte koeltorens in de directe omgeving bekend. Buiten dit cluster zijn de andere gemelde legionellapatiënten afkomstig uit verschillende delen van het land en wordt er geen clustering gezien. (Bron: RIVM)


 

 

Figuur 1. Aantal legionellosemeldingen per maand in 2017 en aantal meldingen in 2012-2016


TBE tick-borne encephalitis (tick-borne encephalitis) opgelopen in Nederland

Bij een Nederlandse vrouw is infectie met het tekenencefalitisvirus (TBEV tick-borne encephalitis virus (tick-borne encephalitis virus)) vastgesteld. De 51-jarige vrouw kreeg klachten van misselijkheid, myalgie, hepatitis en leukopenie. Twee weken later kreeg zij neurologische klachten waaronder hoofdpijn, spraakproblemen en fotofobie. De patiënt was niet recent in het buitenland geweest, wel komt zij regelmatig op de Sallandse Heuvelrug. In juni 2017 had zij 2 maal een tekenbeet opgelopen. Ze was niet gevaccineerd tegen flavivirussen. Serologie (ELISA Enzyme-Linked Immunosorbent assay (Enzyme-Linked Immunosorbent assay)) vertoonde seroconversie dan wel kinetiek van TBEV-specifieke IgM immuunglobuline M (immuunglobuline M)- en IgG Immunoglobulin G (Immunoglobulin G)-antistoffen; verder was de RT Real Time (Real Time)-PCR polymerase chain reaction (polymerase chain reaction) (RT-PCR) negatief op serum en urine. Materiaal voor een virusneutralisatietest is ingestuurd naar het Europese TBEV-referentielaboratorium.

Eind juni 2016 werd  het tick-borne encephalitis virus (TBEV), behorende tot het TBEV-EU Europese Unie (Europese Unie)-subtype, voor het eerst aangetoond in teken afkomstig van de Sallandse Heuvelrug (Signaal 2860). In de zomer van 2016 werden de eerste 2 patiënten met een in Nederland opgelopen TBEV-infectie gediagnosticeerd. Bij driekwart van de symptomatische infecties verloopt tekenencefalitis bifasisch, beginnend met koorts, vermoeidheid, algehele malaise en hoofdpijn. Dit duurt meestal 2 tot 7 dagen, gevolgd door een periode van ongeveer 1 week zonder klachten. In de tweede fase varieert het klinische spectrum van een milde meningitis tot een ernstige encefalitis, met of zonder myelitis. De kans om TBE op te lopen door een tekenbeet wordt, ook op de Sallandse Heuvelrug, als heel klein ingeschat. (Bronnen: LabMICTA, GGD Twente, RIVM Tekenencefalitis, LCI-richtlijn)

Toename van hepatitis A in de EU

Sinds eind 2016 is er in meerdere lidstaten van de Europese Unie (EU) een toename van hepatitis A, zowel in de algemene bevolking als onder risicogroepen, waaronder mannen die seks hebben met mannen (MSM mannen die seks hebben met mannen (mannen die seks hebben met mannen)) (Figuur 2). Dit wordt zichtbaar in de epidemiologische rapportage van het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (European Centre for Disease Prevention and Control)). De volgende EU-lidstaten die meer dan 1.000 patiënten hebben gerapporteerd in het eerste half jaar van 2017 vallen op: Spanje (2.639 versus 325 in 2016), Frankrijk (1.149 versus 693 in 2016) en Italië (1.410 versus 142 in 2016). In Nederland is ook een toename, namelijk 114 patiënten tot en met mei 2017 versus 20 in dezelfde periode in 2016. In 2017 zijn relatief meer mannen dan vrouwen gediagnosticeerd, passend bij de huidige verheffing van hepatitis A onder MSM. (Bron: ECDC)


 

Figuur 2. Aantal gerapporteerde hepatitis A-patienten per jaar, periode 2007 – 2017 in 14 EU-landen waarvan data beschikbaar zijn


Voedselgerelateerde ziektelast in 2016

Het RIVM onderzoekt jaarlijks hoeveel mensen ziek worden van 14 ziekteverwekkers die via voedsel in het menselijk lichaam terechtkomen. De resultaten bieden handvatten om meer zicht te krijgen op het daadwerkelijke aantal voedselinfecties dat mensen jaarlijks oplopen, de bijbehorende ziektelast en de diverse blootstellingsroutes. Het gaat om 4 soorten virussen: rotavirus, norovirus en het hepatitis A- en E-virus; 7 soorten bacteriën: Campylobacter, Salmonella, STEC Shigatoxineproducerende E. coli-stammen (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) O157, Listeria monocytogenes, Clostridium perfringens, Staphylococcus aureus en Bacillus cereus en de 3 volgende parasieten: Giardia, Cryptosporidium en Toxoplama gondii. De voedselgerelateerde ziektelast wordt uitgedrukt in DALY Disability Adjusted Life Year (Disability Adjusted Life Year)'s (Disability Adjusted Life Year), een internationaal gehanteerde maat voor het aantal gezonde levensjaren dat verloren gaat aan ziekte of vroegtijdig overlijden. Het aantal DALY's als gevolg van deze 14 voedselgerelateerde pathogenen is in 2016 geschat op 4.708, en is daarmee iets hoger dan in 2015 (4.642 DALY's). Tevens is een schatting gemaakt van de kosten die aan voedselgerelateerde ziektelasten verbonden zijn, waaronder de directe medische kosten, maar ook indirecte kosten voor de patiënt en zijn familie, zoals reiskosten en kosten door werkverzuim. In 2016 bedroegen deze 171 miljoen Euro, 1 miljoen Euro minder dan de kosten in 2015. Behalve via voedsel kunnen de onderzochte pathogenen ook via andere blootstellingsroutes zoals het milieu, dieren, en van mens op mens worden overgedragen. Het verschilt per pathogeen hoe groot het aandeel per blootstellingsroute is. De totale ziektelast van alle 'routes' is geschat op 12.020 DALY's, en is daarmee iets lager dan in 2015 (12.190 DALY's). De totale kosten zijn geschat op 430 miljoen Euro, vergeleken met 435 miljoen in 2015. De verschillen in DALY's en kosten zijn grotendeels een gevolg van schommelingen in het aantal infecties dat deze 14 ziekteverwekkers veroorzaakten. (Bron: RIVM-rapport Disease burden of food-related pathogens in the Netherlands, 2016)

Buitenlandse signalen

Dengue in Sri Lanka

Dit jaar (tot en met 7 juli) hebben de gezondheidsautoriteiten in Sri Lanka 80.732 denguepatiënten gerapporteerd, waarvan 215 overleden. Dit is ruim 4 keer meer dan het gemiddelde aantal denguepatiënten in dezelfde periode tussen 2010 en 2016. De huidige dengue-uitbraak doet zich voor in 15 van de 25 districten in het land, onder een populatie van bijna 600.000 inwoners. De verwachte piekmaanden van mei tot en met juli vallen samen met de start van de zuidwestelijke moesson in eind april. Ongeveer 43% van de patiënten werd gerapporteerd uit de westelijke provincie en de meest aangedane gebieden liggen in het Colombodistrict waar 18.186 patiënten werden gemeld. Voorlopige laboratoriumtesten in de huidige epidemie hebben aangetoond dat meer dan de helft van de geserotypeerde monsters denguevirusserotype 2 (DENV denguevirus (denguevirus)-2) bevatten. Alle 4 dengue-virusserotypen (DENV-1, DENV-2, DENV-3, DENV-4) circuleren al meer dan 30 jaar in Sri Lanka, DENV-2 wordt echter sporadisch gedetecteerd sinds 2009. In mei 2017 werd Sri Lanka getroffen door hevige regenval in het zuiden, gevolgd door overstromingen en landverschuivingen. De regenval veroorzaakt een toename van het aantal broedplaatsen voor muggen (stilstaand water in onder andere afval). Vermoedelijk is het aantal denguepatiënten hierdoor hoger in (voor-)stedelijke gebieden. Door de hevige regenval is het onvoldoende mogelijk gebleken om afval goed op te ruimen en poelen van stilstaand water en andere mogelijke broedplaatsen voor muggenlarven aan te pakken. (Bron: WHO Country Office)

Cholera in Jemen

In Jemen is sinds oktober 2016 een grote cholera-epidemie gaande. Het aantal patiënten neemt snel toe: tussen 27 april en 7 juli van dit jaar werden 313.538 vermoedelijke patiënten gemeld uit nagenoeg alle delen van het land, hiervan overleden 1.732. Door de burgeroorlog zijn veel medische voorzieningen gesloten. De World Heatlh Organization ( WHO World Health Organization (World Health Organization)) ) en andere organisaties treffen maatregelen, zoals het opzetten van behandelcentra en starten van vaccinatiecampagnes. Ook in Haïti, de Filipijnen, India, en verschillende Afrikaanse landen (onder meer Nigeria, Kenia, Angola, de Democratische Republiek Congo, Tanzania, Ethiopië, Noord- en Zuid-Soedan, Somalië) zijn momenteel cholera-epidemieën gaande. (Bronnen: Emerging infections summary June 2017, Promed, WHO, ECDC)

Chikungunyavirusinfecties in Zuid-Frankrijk

Deze week meldden Franse gezondheidsautoriteiten 2 patiënten met een niet aan verblijf in het buitenland gerelateerde chikungunyavirusinfectie, in Cannet-des-Maures in het zuidelijke departement Var. De eerste ziektedag van de eerste patiënt was op 2 augustus en de chikungunyavirusinfectie werd met PCR op 9 en 11 augustus bevestigd. Er zijn vectorcontrolemaatregelen genomen en opgeschaald en er wordt actief naar nieuwe patiënten gezocht. Op 14 augustus werd een tweede patiënt gemeld, met een eersteziektedag op 7 augustus. Deze patiënt woont in dezelfde wijk als de eerste patiënt. Een indexpatiënt die een chikungunyavirusinfectie buiten Frankrijk heeft opgelopen en de lokale Zuid-Franse muggenpopulatie geïnfecteerd kan hebben, is nog niet gedetecteerd.

De afgelopen jaren zijn er een aantal clusters geweest van patiënten die een chikungunya- of denguevirusinfecties hadden opgelopen in Frankrijk. Hieronder was een uitbraak van chikungunyavirusinfecties met 12 patiënten in oktober 2014 in Montpellier. De indexpatiënt bleek een reiziger te zijn die recent was teruggekeerd uit Kameroen. Het chikungunyavirus wordt overgedragen door de muggen Aedes aegypti en Aedes albopictus. Alleen Aedes albopictus is momenteel gevestigd in delen van Zuid-Europa.(Bronnen: ECDC, EWRS early warning response system (early warning response system), ARS PACA, VectorNet map)

Influenza A(H7N9) in China

Sinds begin 2013 zijn er in China 1.548 patiënten gemeld met een aviair influenzavirus A(H7N9)-infectie, van wie er 561 zijn overleden. De vijfde epidemie die in de winter van 2016 begon, is groter in aantal en geografische omvang dan het geval was in eerdere seizoenen (Figuur 3). Het ECDC heeft een rapid risk assessment uitgebracht waarin gesteld wordt dat dit kan samenhangen met de toegenomen circulatie van het virus onder pluimvee. In februari 2017 is een nieuwe influenza A(H7N9)-variant vastgesteld met mutaties in het haemagglutininegen, waardoor het ziekmakend vermogen van het virus voor pluimvee is verhoogd. Deze voor vogels hoogpathogene variant is bij 25 patiënten aangetoond. De patiënten waren niet zieker dan gebruikelijk. Zowel de hoog- als laagpathogene virussen circuleren onder pluimvee. Het ECDC raadt reizigers naar China af om pluimveebedrijven of markten met levende dieren te bezoeken. (Bronnen: ECDC-RRA, WHO)


 

Figuur 3. Gemelde patiënten met een influenza A(H7N9)-infectie in China per week, januari 2013 – juni 2017


WHO waarschuwt voor resistente gonorroe

Uit een surveillancestudie van de WHO (Gonococcal Antimicrobial Surveillance Programme, GASP) blijkt dat er wereldwijd sprake is van toegenomen antibioticaresistentie van Neisseria gonorrhoeae, de veroorzaker van gonorroe. Data uit 2009 – 2014 tonen uitgebreide resistentie tegen ciprofloxacine, een toename van resistentie tegen azitromycine, en het opkomen van resistentie tegen ceftriaxon. In Nederland wordt resistentie gemonitord via het Gonokokken Resistentie tegen Antibiotica Surveillance Programma (GRAS) bij de Centra Seksuele gezondheid (CSG Centrum Seksuele Gezondheid (Centrum Seksuele Gezondheid)). Tot nu toe is bij de CSG geen resistentie gevonden tegen ceftriaxon, het huidige eerstekeuzeantibioticum voor de behandeling van gonorroe. Resistentie tegen azitromycine lijkt over de afgelopen jaren toegenomen: van 5,8% in 2012 naar 13,8% in 2016. Resistentie tegen ciprofloxacine en cefotaxim nam de afgelopen jaren af. Een Amsterdamse studie, begin dit jaar gepubliceerd in Eurosurveillance, toonde tussen 2012-2015 een lichte toename van verminderde gevoeligheid tegen azitromycine en ceftriaxon; er werd geen resistentie tegen ceftriaxon gevonden. (Bronnen: WHO, Sexually transmitted infections including HIV, in the Netherlands in 2016, Eurosurveillance)

Auteur

E. Fanoy, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM

Correspondentie

ewout.fanoy@rivm.nl