Zembla heeft het RIVM gevraagd om informatie over het onderzoek naar rubbergranulaat als input voor de tweede aflevering van Zembla.

De totstandkoming van het RIVM-onderzoek, keuzes die zijn gemaakt in het licht van mogelijkheden en (tijds)beperkingen;
Het RIVM heeft veel mensen heeft vrijgemaakt, ondersteunende laboratoria maakten capaciteit beschikbaar. Er is voor gekozen om de onderzoeksonderdelen parallel uit te voeren. Er waren diverse recente onderzoeksrapporten beschikbaar. De toxiciteit van stoffen is onderzocht op basis van informatie uit literatuur gelijktijdig met het analyseren van de stoffen in het granulaat.
 
Het debat over de mengsel- vs. consumentennorm, en het pleidooi van het RIVM voor een strengere norm voor het rubbergranulaat;
We hebben gemeten hoeveel stoffen er in rubbergranulaat zitten (en eruit komen). De gemeten concentraties zijn heel veel lager dan de norm die van toepassing is op rubbergranulaat (mengselnorm). Bij deze veel lagere concentraties is het verantwoord om te sporten. Indien er echter zulke hoge concentraties van stoffen in rubbergranulaat zouden zitten als wat de mengselnorm toestaat is het naar verwachting niet veilig. De mengselnorm lijkt dus onvoldoende bescherming te bieden. Daarom hebben we geadviseerd te komen tot een norm voor rubbergranulaat die meer in de buurt ligt van de norm voor consumentenproducten.
 
Er komen geen stoffen vrij uit het granulaat, blijkt uit het RIVM-onderzoek. Tegelijkertijd wordt het verschil in gevonden waarden tussen oude en nieuwe velden verklaard door te stellen dat er mogelijk stoffen uit het rubbergranulaat zijn weggelekt met regenwater, verdampt of chemisch afgebroken;
Het is niet zo dat er géén stoffen vrij komen uit het granulaat. Er komen beperkt stoffen vrij, en dat is zo beperkt dat hiervan geen gezondheidsrisico’s te verwachten zijn. Ons onderzoek levert geen bewijs van de verouderingseffecten, er wordt een mogelijke verklaring voor het verschil tussen oude en nieuwe velden geopperd. Dat is dus het weglekken met regenwater, verdampen of chemisch afbreken. Een andere mogelijkheid is dat bij de oudere velden meer zand in de monsters aanwezig was.
 
De discussie over het al dan niet nader onderzoeken en/of laten meewegen van de gevoeligheid bij kinderen voor schadelijke stoffen en de toepassing van het voorzorgsbeginsel;
Er is geen discussie over de verhoogde gevoeligheid van kinderen.
Wel is er een discussie onder wetenschappers hoe de verhoogde gevoeligheid van kinderen in de risicobeoordeling van (genotoxisch) carcinogene stoffen moet worden meegenomen. Er zijn geluiden opgegaan hiervoor een extra factor toe te passen in de risicobeoordeling, zoals ook gedaan wordt in Amerika. Waar in Amerika voor de leeftijdsgroep 2-16 jaar standaard een factor 3 wordt toegepast, is in de wetenschappelijke discussie hier een hogere factor (mogelijk zelfs 100) gesuggereerd. Andere wetenschappers hebben daarentegen voorgesteld om niet ineens af te wijken van de in Europa en Nederland gangbare risicobeoordelingsmethode, maar de verhoogde gevoeligheid van kinderen op een andere manier mee te nemen, en wel in de onzekerheidsanalyse. Mede op basis van de discussies in de wetenschappelijke klankbordgroep is deze laatste benadering is door het RIVM gevolgd.
 
De onderzoeksmethode, welke resultaten die hebben opgeleverd en wat volgens het RIVM nog nader onderzocht zal worden cq. voor nader onderzoek in aanmerking komt;
Het RIVM heeft onderzoek gedaan naar SBR rubbergranulaat op kunstgrasvelden. Het onderzoek zoals eind 2016 is uitgevoerd richtte zich op eventuele gezondheidsrisico’s van sporten op rubbergranulaat. Niet op mogelijke andere activiteiten of andere effecten van rubbergranulaat (stoffen uit rubbergranulaat voor het milieu, verspreiding van rubbergranulaat door het milieu). In hoeverre er nog aanvullend onderzoek gedaan gaat worden is nog onduidelijk.
 
De terugblik van het RIVM op het hele proces, de communicatie daarover en de reacties die het RIVM voor en na het onderzoek heeft gehad;
We hebben hier met grote bevlogenheid hard aan gewerkt, we wilden graag antwoord geven op de vraag of je veilig en verantwoord kunt sporten op deze velden. We zijn daarbij heel transparant geweest in alles wat we hebben gedaan, we hebben burgers en maatschappelijk partijen betrokken. Dit heeft ons geholpen om zicht te krijgen op de vragen die leefden, en deze waar mogelijk te beantwoorden. We hebben ondertussen ook veel aandacht besteed aan het ondersteunen van de KNVB Koninklijke Nederlandse VoetbalBond (Koninklijke Nederlandse VoetbalBond) en de lokale partners (met name de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-en) om antwoord te kunnen geven op de vele vragen bij burgers. Daarbij konden we natuurlijk pas een definitief antwoord geven na afronding van het onderzoek.
 
Het RIVM stelt in zijn persbericht over de onderzoeksresultaten dat de stoffen in het rubbergranulaat ‘slechts in zeer lage hoeveelheden’ uit de korrels vrijkomen doordat de stoffen min of meer in het granulaat zijn ‘opgesloten’. In het onderzoeksrapport staat echter dat ‘ongeveer 20 procent van de ftalaten en 9 procent van de PAK Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen)’saanwezig in de rubbergranulaatmonsters’ na inslikken vrij komt in het maag-darmsap. Uit recent onderzoek van de Vrije Universiteit in Amsterdam, blijkt dat er stoffen uit het rubbergranulaat vrijkomen die schadelijke, biologische effecten hebben. Dat is aangetoond door de embryo’s van zebravisjes bloot te stellen aan het extract van het rubbergranulaat. Hoewel ook de VU Vrije Universiteit (Vrije Universiteit) vaststelt dat er geen PAK’s in grote hoeveelheden vrijkomen, staat vooralsnog niet vast welke stoffen verantwoordelijk zijn voor de biologische effecten;
Deze studie is mij onbekend. Men weet kennelijk niet om welke stoffen het gaat, maar blijkbaar zijn het dus niet de PAKs Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen). Het is bekend dat zebravis embryo’s zeer gevoelig zijn voor verstoringen van het aquatisch milieu (ook als er geen verontreinigingen inzitten). Er is de afgelopen jaren veel ecotoxicologisch onderzoek gedaan naar de effecten van autobanden en deeltjes daarvan. Afhankelijk van onder meer de deeltjesgrootte, de pH, de contactduur met (porie)water, de leeftijd van de band en de blootstellingsduur, vindt men effecten. Zink wordt vaak genoemd als boosdoener. In die zin is het VU resultaat niet op voorhand opmerkelijk.

Wat zegt onderzoek met zebravisjes over het vaststellen van de gezondheidseffecten bij mensen die zijn blootgesteld aan chemische/toxische stoffen?

  • Zebravissen worden nog niet gebruikt voor het vaststellen van gezondheidseffecten bij mensen. Testen met zebravissen komen in geen enkele strategie voor welk type chemische stof dan ook voor.
  • Er is zelfs geen consensus protocol voor het wetenschappelijk uitvoeren van de testen
  • Dergelijke testen zouden pas gebruikt kunnen worden als de test algemeen geaccepteerd is voor een bepaald eindpunt en daar ook voor gevalideerd is.
  • Het RIVM onderzoek (met zebravisjes) met het perspectief van humaantoxicologisch onderzoek was en is puur wetenschappelijk/kennisgenererend, b.v. als alternatief voor proeven op ratten en muizen. Resultaten zijn mn gebruikt in wetenschappelijke publicaties/proefschriften.