Go to abstract

Samenvatting

Op 16 december 1988 kwamen bij verschillende milieuklachtentelefoons en milieu-instellingen over het hele land klachten binnen over irritatie van de ogen door de regen. Gedurende een aantal dagen voor de 16e werd boven Engeland en Frankrijk en boven een deel van Oost-Europa verontreiniging in de lucht en in het wolkenwater opgehoopt. Modelberekeningen wezen uit dat een belangrijke bijdrage aan de concentraties in Nederland werd geleverd door Engelse bronnen. De accumulatie boven Oost-Europa bleek voor de Nederlandse situatie niet van belang te zijn. Tijdens deze dagen kwam op uitgebreide schaal mist voor. Op de 16e viel op veel plaatsen in Nederland motregen. Meetinstrumenten van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit van het RIVM toonden geen hoge concentraties gasvormige verontreinigingen aan. Analyses achteraf van aerosol- en regenmonsters toonden alleen uitzonderlijke waarden aan van zwavelzuur in aerosol en van de zuurgraad in de regen. Het zwavelzuur kwam voor in concentraties van 6 mug/m3, tegen normaal 1 mug/m3 (Petten, Energieonderzoekcentrum Nederland) ; de laagst gemeten pH-waarde bedroeg 3.5 (Bilthoven, RIVM). De hoge zwavelzuurconcentratie en de lage pH, in combinatie met het voorkomen van fijne mistdruppeltjes en motregen, worden als oorzaak gezien van de klachten.

Abstract

Abstract not available

Resterend

Grootte
0MB