Go to abstract

Samenvatting

Sinds het midden van de jaren 80 komen er in het Sloegebied klachten voor over gewasschade welke in verband worden gebracht met luchtverontreiniging. Het betreft hierbij met name schade aan en bladval bij sneeuwbes en het optreden van een specifiek schadebeeld bij fruit. In vervolg op onderzoek dat is ingesteld in voorgaande jaren is door het RIVM, in opdracht van de Regionale Inspectie Milieuhygiene Zeeland in samenwerking met het Instituut voor Agrobiologisch en Bodemvruchtbaarheidsonderzoek van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (AB-DLO) en de Provincie Zeeland in het groeiseizoen van 1994 opnieuw onderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn gedurende het groeiseizoen van 1994 op een tweetal locaties metingen uitgevoerd naar het gehalte aan SO2, terwijl daarnaast gegevens zijn verzameld met betrekking tot de lokale concentratie aan O3. Op 6 locaties is met behulp van zogenaamde 'Luikse Bollen' het gedeponeerde grof stof verzameld. Dit stof is vervolgens op zijn samenstelling onderzocht. Doel van het onderzoek naar de SO2 en O3-concentraties, was om vast te stellen of de in het verleden waargenomen schade aan sneeuwbes een gevolg zou kunnen zijn van een hoge concentratie van SO2 al dan niet in combinatie met O3. Het onderzoek naar de depositie van grof stof diende ter verkrijging van een op gestandaardiseerde wijze genomen monster van de depositie, welke in verband zou kunnen staan met het aan fruit optredende schadebeeld en een indicatie van de herkomst van dit stof. Het in 1994 uitgevoerde onderzoek van het AB-DLO en RIVM bevestigt het reeds bestaande vermoeden dat de optredende gewasschade aan appels een gevolg is van luchtverontreiniging. Voor deze schade geldt, dat vrijwel zeker is dat deze wordt veroorzaakt door incidentele depositie van deeltjes, welke in een bepaald stadium van de vruchtzetting een specifiek schadebeeld veroorzaken. Evenals in 1993 werden ook in 1994 bij het AB-DLO een aantal gevallen van schade aan appels gemeld. De klachten betroffen een beperkt gebied. De materiele omvang van de schade werd becijferd op ca 7000 gulden. In 1994 zijn geen klachten met betrekking tot schade aan sneeuwbes binnengekomen. Voor de schade aan sneeuwbes geldt, dat een gecombineerde blootstelling aan O3 en SO2 mogelijk voor het optredende schadebeeld verantwoordelijk werd geacht. Uit het onderhavige onderzoek is gebleken, dat in het betrokken gebied inderdaad concentraties aan SO2 en O3 kunnen voorkomen, waarbij schade aan gevoelige planten niet kan worden uitgesloten. Vastgesteld is dat de gemeten verhoogde concentraties aan SO2 grotendeels afkomstig zijn uit een lokale bron. Een nabij gelegen raffinaderij is waarschijnlijk voor een belangrijk deel van de gemeten verhogingen de oorzaak. Incidenteel worden de voor planten geldende No-adverse effect levels overschreden. Een duidelijke overschrijding gedurende in totaal enkele uren van de No-adverse effect level voor planten is alleen vastgesteld tijdens een periode van een incidenteel sterk verhoogde SO2 -emissie bij een nabijgelegen raffinaderij. Met betrekking tot de schade aan fruit, kan op grond van het onderzoek slechts worden gesteld, dat van de potentiele bronnen in eerste instantie een nabij gelegen raffinaderij in aanmerking komt, maar dat herkomst uit een andere bron op grond van de onderzoeksresultaten niet uit te sluiten is.

Abstract

During the 1994 growing season ambient air concentrations of sulfur dioxide and the deposition of large particles were studied in the immediate vicinity of the Sloe area in the Province of Zeeland. This was done, because effects on crops and plants had been observed in the last few years, which were possibly related to air pollution. The best described effects were severe damage to the leaf tissue of the snowberry and staining of fruit. The damage to the leaves of snowberry was assumed to be the result of high exposure to a combination of ozone and sulfur dioxide. The stains on fruit were most probably the result of the deposition of relatively large particles. During the measuring period the concentration of sulfurdioxide was continuously monitored on two locations in the area. Data with respect to the ambient ozone concentrations were obtained from fixed monitoring stations in the National Air Monitoring Network. At 6 locations so called 'Luikse Bollen' were positioned for the passive collection of large particles. These 'Luikse Bollen' were changed every week, dust collected was weighed and from a number of dust samples the composition was assessed using ICP/MS and ICP/AES. It was shown that during a number of periods the concentrations of ozone and sulfur dioxide were higher than known no-adverse effect levels for plants for both components. Effects on sensitive plants, like snowberry, could therefore not be excluded. From a cross-bearing based on the results of the two measuring locations and emission data it could be concluded that emissions of a neighbouring refinery were most probably responsible for the relatively high sulfur dioxide concentrations. The investigations of the damage to fruit resulted in the evidence that the damage was due to the deposition of relatively large particles. On the basis of wind direction and maximum travelling distance of particles of the observed size,it the abovementioned refinery was concluded to be a possible source of this deposition ; other sources could, however, not be excluded.

Resterend

Grootte
0MB