Go to abstract

Samenvatting

In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van een inventarisatie van milieu-gerelateerde klachten en vermeende ziekteclusters. Het belangrijkste doel was inzicht krijgen in de aard en het aantal meldingen over klachten en clusters in Nederland. De inventarisatie werd uitgevoerd met behulp van een schriftelijke enquete onder relevante medewerkers van alle Nederlandse GGD-en. Hen werd gevraagd aan de hand van de enquete alle klachten in 1997 te vermelden en alle clusters gemeld in de periode 1993-1997 te beschrijven. Van 35 GGD (65%) werden een of meerdere delen uit de enquete te ontvangen. In totaal werden 1144 klachten ontvangen in 1997. Dit is gemiddeld ongeveer 40 klachten per GGD. Het merendeel van de klachten betrof klachten van de luchtwegen (kortademigheid, verkoudheid), hinder en klachten van het centraal zenuwstelsel (m.n. hoofdpijn). Belangrijke oorzaken binnenshuis waren schimmels/vocht en geuroverlast. Belangrijke oorzaken buitenshuis waren bodem- en luchtverontreiniging, straling en ongedierte. Opvallend vaak werd ongerustheid als gezondheidsklacht genoemd. In totaal rapporteerden 35 GGD-en 120 clustermeldingen, hiervan hadden zeven GGD-en tussen 1993 en 1997 geen clustermeldingen ontvangen. Gemiddeld ontving een GGD minder dan 1 cluster per jaar. Het voorkomen van clustermeldingen bedraagt 1,36 per 100.000 inwoners (5-jaar periode). De meest genoemde aandoening bleek ziekte of sterfte als gevolg van kanker te zijn (75%). Het gemiddeld aantal betrokken personen bij een cluster bedroeg 17 (mediaan: 10). De ziekte- of sterfgevallen deden zich meestal voor in een periode van jaren tot zelfs decennia. Clusters werden voor het merendeel (80%) waargenomen op het ruimtelijk nivo van de wijk of lager (buurt, straat, woning). Als belangrijkste oorzaak voor de aandoeningen werden diverse vormen van bodem en luchtverontreiniging aangewezen. Naar oordeel van de respondenten werd in 75% van de gevallen een clustermelding naar tevredenheid van de melders afgehandeld. In ongeveer 25 % van de gemelde clusters traden problemen bij het onderzoek van het signaal op. Gedurende de afgelopen 15 jaar is het gemiddeld aantal clustermeldingen per GGD toegenomen van ongeveer 1 (1982-1987), tot ongeveer 3.5 (1993 - 1997) over een periode van vijf jaar. Gelet op het aantal klachten waarin bezorgdheid/ongerustheid een rol speelt en het toegenomen aantal meldingen van milieugerelateerde ziekteclusters is het volgen van de ontwikkeling van deze signalen in de tijd gerechtvaardigd.

Abstract

Regularly, community health services (GGD) are confronted with (health)complaints or signs of alleged raised prevalence of diseases (clusters). Typically, these complaints and clusters are attributed to the state of the local environment. This study presents an inventory of environmentally related complaints and disease clusters, with the aim of assessing the number and type of complaints and clusters. Method: Information on complaints and clusters was collected by means of a written questionnaire sent to civil servants at all of the 54 GGDs in The Netherlands. The inventory of complaints was confined to the year 1997, while disease clusters were inventoried over a five-year period (1993 - 1997). Results: The 35 GGDs (65%) participating in this study were presented with, on average, about 40 complaints; the most important (frequent) complaints on health were respiratory complaints, annoyance and headaches. Concern about the state of the environment was found to be an important complaint as well. Frequently mentioned indoor environmental factors were mould/dampness and bad odours. Air and soil pollution were found to be the most important outdoor environmental factors. The total number of clusters reported was 120. This is on average less than one cluster per GGD per year. The majority of the reported clusters (73%) concerned cancer morbidity and/or mortality. The mean numbers involved was 17 persons per cluster (median: 10). Typically, disorders were observed over a long period of time (years to decades). Most of the clusters (80%) were observed at the neighbourhood or lower levels (streets, dwellings). Over the past 15 years the number of clusters has increased from about 1 (1982 - 1987) to about 3.5 (1993 - 1997) per GGD over a five-year period. The prevalence of cluster signals is more than one (1.36) per 100,000 inhabitants over a five-year period. Conclusion: The observed number of complaints associated with feelings of concern and the observed increase in reported alleged disease clusters over the past years justifies monitoring these signals. Concern is assumed to be an important motive for reporting an alleged cluster. As such, concern has a negative effect on liveability (perceived quality) of the local environment.

Resterend

Grootte
0MB