Go to abstract

Samenvatting

De inname van fyto-oestrogenen via de voeding wordt verondersteld een verscheidenheid aan ziekten te beinvloeden, zowel in positieve als negatieve zin. Dit rapport beschrijft de huidige kennis van inname van fyto-oestrogenen via de voeding in Westerse landen en vat beknopt de bewijzen voor gezondheidseffecten van deze stoffen samen. De belangrijkste fyto-oestrogenen in het Westerse dieet zijn de isoflavonen en de lignanen. De consumenten-groepen met de hoogste isoflavoneninname zijn de consumenten die deze fyto-oestrogenen bevattende voedingssupplementen gebruiken (+/- 40-100 mg/d), veganistische consumenten (+/- 75 mg/d), zuigelingen die gevoed worden met zuigelingenvoeding op sojabasis (+/- 40 mg/d) en consumenten van een traditioneel Zuidoost-Aziatisch dieet (+/- 25-100 mg/d). De inname van isoflavonen via de voeding van gemiddelde Westerse (inclusief Nederlandse) consumenten en vegetariers is veel lager (respectievelijk <1-2 mg/d en +/- 3-12 mg/d). Van de inname van lignanen is minder bekend. Deze wordt geschat op 1.1 mg/d voor de gemiddelde Nederlandse consument. Dit is echter waarschijnlijk een onderschatting. De evaluatie van de gezondheidseffecten van fyto-oestrogenen is erg ingewikkeld, voornamelijk vanwege een tekort aan gegevens. Er is bezorgdheid over het gebruik van op soja gebaseerde zuigelingenvoeding in relatie tot de mogelijke remming van de schildklier. Tevens zijn individuen met een traag werkende schildklier en vrouwen met oestrogeenafhankelijke borstkanker een bron van mogelijke ongerustheid. Ofschoon negatieve gezondheidseffecten van isoflavonen op de twee laatstgenoemde subgroepen niet in de wetenschappelijke literatuur zijn gerapporteerd is meer onderzoek nodig naar de toxicologische eigenschappen van soja en isoflavonen voor specifiek deze groepen. De gezondheidseffecten van lignanen zijn nog onderwerp van studie.

Abstract

The dietary intake of phytoestrogens supposedly influences a variety of diseases, both in terms of beneficial and adverse effects. This report describes current knowledge on dietary intakes of phytoestrogens in Western countries, and briefly summarizes the evidence for health effects. The predominant phytoestrogens in the Western diet are the isoflavones and the lignans. The consumer groups with the highest dietary intake of isoflavones are consumers taking dietary phytoestrogen containing supplements (+/- 40-100 mg/d), vegan consumers (+/- 75 mg/d), soy-based formula fed infants (+/- 40 mg/d) and consumers of a traditional South East Asian diet (+/- 25-100 mg/d). The dietary isoflavone intake of average Western (including Dutch) consumers and vegetarians is much lower (+/- <1-2 mg/d and +/- 3-12 mg/d, respectively). The intake of lignans is less well-studied and is estimated at 1.1 mg/d for the average Dutch consumer. However, this is likely an underestimation. Evaluation of the health implications of phytoestrogens is very complex, mainly because of insufficient data. There is concern about the use of soy-based infant formulae in view of the potential inhibition of the thyroid function. In addition, hypothyroid individuals and women with oestrogen-dependent breast disease are of potential concern. Although adverse health effects of isoflavones on the latter two subgroups have not been reported in the published literature, more research is needed that addresses the toxicological properties of soy or isoflavones for these groups specifically. To date, the effects of lignans on human health are still being investigated.

Resterend

Grootte
401KB