Om effecten van landgebruik op de bodemkwaliteit te onderzoeken, worden voor het bodemmeetnet verschillende landgebruik-grondsoort combinaties bemonsterd. In totaal omvat het meetnet 200 locaties.

 

Van 1993-2010 werden in een cyclus van 5 jaar elk jaar twee van de in totaal tien grondgebruik/grondsoort combinaties bemonsterd (zie onderstaande tabel).

De eerste ronde is in 1993 gestart en in 1997 afgerond. In 1999 is de tweede ronde van start gegaan en deze is in 2003 afgerond. In 2006 is de derde meetronde gestart en is in 2010 afgerond. Tijdens een ronde werden ieder jaar 40 van de 200 locaties bemonsterd, afkomstig van twee categorieën.

Vanaf 2013 kent het LMB Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit) een nieuwe opzet. Tegenwoordig worden 25 locaties per jaar bemonsterd, van verschillende landgebruik-grondsoort combinaties.

Tabel grondgebruik/grondsoort combinaties

Combinatie

Grondgebruik

Grondsoort

I

melkveehouderij lage veedichtheid

zand

II

melkveehouderij hoge veedichtheid

zand

III

melkveehouderij met intensieve veehouderijtak

zand

IV Informatievoorziening (Informatievoorziening)

bos

zand

V

akkerbouw

zand

VI

melkveehouderij

veen

VII

akkerbouw

zeeklei

VIII

melkveehouderij

rivierklei

IX

melkveehouderij

zeeklei

X

cyclus-afhankelijk

cyclus-afhankelijk

X in ronde 1

tuinbouw/bollenteelt

klei/zand

X in ronde 2

diverse landbouw

löss

X in ronde 3

vollegronds groenten

zand

De landgebruik-grondsoort combinaties zijn zo gekozen, dat de (gestratificeerde) steekproef representatief is voor een groot deel van het Nederlands onbebouwd landoppervlak. Tegelijk is een aantal speciale landgebruik-grondsoort combinaties bestudeerd, vanwege vermoede bijzonderheden in de biodiversiteit en bodemkwaliteit.
De landbouwbedrijven zijn door een aselecte steekproef getrokken uit het Bedrijven Informatie Net (BIN Bedrijven Informatie Net (Bedrijven Informatie Net)) van het LEI- Wageningen UR.

Bemonsteringsstrategie

  • Toplaag van de bodem (0-10 cm-mv), 320 steken per locatie, verdeeld over 4 mengmonsters
  • Diepere bodemlaag (30-50 cm-mv), 16 steken per locatie, verdeeld over 1 mengmonster
  • Bovenste grondwater, 16 putten per locatie, verdeeld over 4 mengmonsters profielbeschrijvingen van de bovenste 120 cm van de bodem

In de tweede ronde werd alleen de laag 0-10cm bemonsterd.

Monsternemingsmethode

De bodemlagen werden bemonsterd met behulp van ondermeer een graszodenboor, een guts en een Edelmanboor.
Voor de bemonstering van het grondwater werd een gat geboord met een Edelmanboor tot circa 50 cm onder de grondwaterspiegel. Hierna werd met behulp van een filterlans het grondwater opgepompt.

Analysepakket

In de bodemmonsters werden de volgende parameters geanalyseerd:

  • Vermestende stoffen (N- en P-verbindingen)
  • Bodemfysische parameters (pH, lutum, organische stof en CEC)
  • Zware metalen (koper, lood, cadmium, zink, chroom, kwik en nikkel)
  • Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen))
  • Organochloorbestrijdingsmiddelen (o.a. onder andere (onder andere)lindaan, drins, DDT dichloordifenyltrichloorethaan (dichloordifenyltrichloorethaan))
  • Triazines
  • Fosfaatverzadiging

In de grondwatermonsters worden de volgende parameters geanalyseerd:

  • pH en DOC
  • Zware metalen (koper, lood, cadmium, zink, chroom en arseen)
  • Overige metalen (Al, Ba, Ca, Fe, Mg, Mn, Na en Sr)
  • Vermestende stoffen (totaal-P, ortho-P, NH4, Cl chloride (chloride), NO3, SO4 en K)

In de tweede meetcyclus is een beperkt analysepakket toegepast.

Aantallen monsters per meetronde

In onderstaande tabel staat per meetronde hoeveel bodem- en grondwatermonsters zijn geanalyseerd en op welke stofgroepen dat is gedaan (anorganische of organische analyses). Tijdens iedere ronde werden circa 200 locaties bemonsterd, 20 locaties per landgebruik-grondsoort combinatie.

Tijdens de eerste ronde werden alleen chemische analyses uitgevoerd. Tijdens de tweede en de derde ronde werden op 50% van de locaties naast de chemische ook biologische analyses uitgevoerd. 

Tabel Aantallen monsters per meetronde (exclusief 10% duplo's)

Meetronde

Bodem/anorganisch

Bodem/organisch

Grondwater

 

 

1e meetronde

 

1993
-
1997

Strooisellaag bos:
20 monsters

 

0-10cm: 4 mengmonsters per locatie, 200 locaties = 800 mengmonsters

 

30-50cm: 1 mengmonster per locatie, 200 locaties

 

Totaal: 1020 mengmonsters

Strooisellaag bos:
20 monsters

 

0-10cm: 4 mengmonsters per locatie, 200 locaties = 800 mengmonsters

 

30-50cm: 1 mengmonster per locatie, 200 locaties

 

Totaal: 1020 mengmonsters

800 mengmonsters

 

2e meetronde

1999
-
2003

Strooisellaag bos: 20 monsters

 

0-10cm: 1 mengmonsters per locatie,  200 locaties

 

Totaal: 220 mengmonsters

Geen organische analyses

Geen grondwater

 

3e meetronde

 

2006
-
2010

Strooisellaag bos: 20 monsters

 

0-10cm: 1 mengmonsters per locatie, 200 locaties

 

30-50cm: 1 mengmonster per locatie,  200 locaties

 

Totaal: 420 mengmonsters

Strooisellaag bos: 20 monsters

 

0-10cm: 1 mengmonsters per locatie, 200 locaties

 

30-50cm: 1 per locatie,
200 locaties

 

Totaal: 200 mengmonsters

Gepland 200

door bezuinigingen 
circa 90
mengmonsters uitgevoerd

Opslag van gegevens

Meetresultaten van het LMB zijn opgeslagen bij het RIVM en in DINO, de database in beheer bij TNO-Bouw en Ondergrond.