|   print

Evaluatie uitvoering hielprik ten behoeve van de neonatale screening
[ Assesment of performance in carrying out the heelstick used in neonatal screening ]
 
Elvers LH, Loeber JG

44 p in Dutch   2003

RIVM rapport 230011001
download pdf (572Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
In the Netherlands neonates are screened for congenital adrenal hyperplasia, congenital hypothyroidism and phenylketonurea. Blood is collected on filter paper according to the heelstick procedure, preferably the fourth day after birth but at least on the seventh day, and analysed in one of the five screening laboratories. To evaluate the performance of the heelstick procedure, demographic and other data of 10.000 heelstick sets were collected and analysed per category of administrator (performer) of the heelstick procedure, per provincial vaccination administrative body and per screening laboratory for the period of 5 to 20 March 2001. Results: 1) In approximately 10% of the samples one or more of tpieces of important data was/were not provided: performer (3.6%), birth weight (1.3%) and gestational age (3.6%). 2) Only 50% of the heelpricks were carried out on day 4 after birth; the 50% showd large differences between categories of performers. A total of 98% of the heel pricks were performed on day 7. 3) The percentage of samples with 'insufficient' or 'unreliable blood' (UB) varied widely between categories of performers: i.e. midwives, local nurses, 0.4%, maternity care workers, 0.6%, hospitals, 1.4% and general practitioners, 2.3%. Hospitals, performing only 18% of the heel pricks, were responsible for 39% of all UB. 4) Three days after the heelprick, only 79% of all sets had reached the laboratory. Mail delivery by the Dutch postal service was slow, especially in the northwest and northeast region. 5) The laboratories carried out the analyses and reported the results on time and according to the national protocol on neonatal screening.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
Inleiding. In Nederland worden baby's gescreend voor drie aandoeningen: adrenogenitaal syndroom, congenitale hypothyreoidie en phenylketonurie. Hiertoe wordt bij voorkeur de 4e levensdag en uiterlijk op dag 7 hielprikbloed verzameld op filtreerpapier en geanalyseerd in een van de 5 screeningslaboratoria. De screeningsprocedure is in detail beschreven in het 'Draaiboek neonatale screening'. Om een aantal aspecten van de uitvoering van de hielprik procedure te kunnen evalueren werden van 10.000 setjes demografische en andere gegevens geanalyseerd per categorie uitvoerder van de hielprik, per entadministratie en per laboratorium. Resultaten. 1) Op ongeveer 10% van de setjes ontbrak een of meer van de in te vullen gegevens, zoals: uitvoerder hielprik (3.6%), geboortegewicht (1.3%), zwangerschapsduur (3.6%). 2) Op dag 4 was slechts 50% van de hielprikken uitgevoerd met grote verschillen tussen categorieen uitvoerders; op dag 7 was 98% geprikt. 3) Er was een groot verschil tussen categorie6n uitvoerders in setjes met onvoldoende of onbetrouwbaar bloed (OV): verloskundigen, wijkverpleegkundigen en kraamcentra 0.4%, kraamzorg 0.6%, ziekenhuizen 1.4% en huisartsen 2.3%. De ziekenhuizen voeren slechts 18% van de hielprikken uit, maar zijn verantwoordelijk voor ruim 39% van de OV. 4) De bezorging van de setjes door de TPG-Post laat te wensen over en vooral in de regio's Noord-West en Noord-Oost Nederland. Op dag 3 na de hielprik is slechts 79% van alle setjes in het laboratorium ontvangen. 5) De uitvoering van de analyses en de rapportage van de resultaten door de laboratoria waren adequaat en conform het 'Draaiboek neonatale screening' en conform de afspraken die het RIVM met de screeningslaboratoria heeft gemaakt.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
( 2003-08-07 )