|   print

Validation and comparison of methods for enumeration of faecal coliforms and Escherichia coli in bivalve molluscs
[ Validatie en vergelijking van methoden voor de telling van fecale bacterien van de coligroep en Escherichia coli in tweekleppige weekdieren ]
 
Mooijman KA, Poelman M, Stegeman H, Warmerdam C, Teunis PFM, de Roda Husman AM

38 p in English   2006

RIVM rapport 330310001
download pdf (276Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
The main result of the validation study to show the equivalence of two methods for the enumeration of faecal coliforms in bivalve molluscs is that the plate count method on Mac Conkey agar was indeed found to be equivalent to the MPN method. Meaning that the Netherlands fulfilled the demands as stated in Council Directive 91/492/EC.
The quality requirements of bivalve molluscs, intended for human consumption, are laid down in European legislation. One of the requirements of Council Directive 91/492/EC is that bivalve molluscs must contain less than 300 faecal coliforms or less than 230 Escherichia coli per 100 g mollusc flesh and intravalvular liquid. According to this Directive, the microbiological analyses should be performed with a Most Probable number (MPN) method, 'or any other bacteriological procedure shown to be of equivalent accuracy'. Up to 2005, the Netherlands preferred a plate count method on Mac Conkey agar. To meet the requirements it was necessary to perform a national validation study. Additional to this validation study, four procedures for the enumeration of Escherichia coli were compared. This comparison was performed as in the new European Regulation 854/2004 the quality of bivalve molluscs is only based on the number of Escherichia coli and not longer on faecal coliforms. The conclusion from this comparison study is that a plate count method can be considered as a possible alternative method for the newly prescribed MPN method for the enumeration of Escherichia coli in bivalve molluscs.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
Het belangrijkste resultaat van de validatiestudie waarin gelijkwaardigheid van twee methoden voor de telling van fecale bacterien van de coligroep in tweekleppige weekdieren werd aangetoond, was dat de telplaatmethode op Mac Conkey agar inderdaad gelijkwaardig werd bevonden aan de MPN methode. Dit betekent dat Nederland voldeed aan de eisen van Richtlijn 91/492/EC.
De kwaliteitseisen van tweekleppige weekdieren, bedoeld voor menselijke consumptie, zijn vastgelegd in Europese wetgeving. Een van de vereisten van Richtlijn 91/492/EC is dat tweekleppige weekdieren minder dan 300 fecale bacterien van de coligroep of minder dan 230 Escherichia coli per 100 g weekdiervlees en vocht mogen bevatten. Volgens deze Richtlijn moet de microbiologische analyse uitgevoerd worden met een Meest Waarschijnlijke Aantal (MPN) methode, 'of een andere bacteriologische procedure van welke gelijke nauwkeurigheid is aangetoond'. Tot 2005 prefereerde Nederland het gebruik van een telplaatmethode op Mac Conkey agar. Om aan de eisen te voldoen was het nodig om een nationale validatiestudie uit te voeren. Naast deze studie werden ook vier procedures voor de telling van Escherichia coli vergeleken. Deze vergelijking werd gedaan omdat in de nieuwe Europese Verordening 854/2004 de kwaliteit van tweekleppige weekdieren alleen gebaseerd is op het aantal Escherichia coli en niet langer op fecale bacterien van de coligroep. De conclusie van deze vergelijkingsstudie is dat een telplaatmethode een mogelijke alternatieve methode kan zijn voor de nieuw voorgeschreven MPN-methode voor de telling van Escherichia coli in tweekleppige weekdieren.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM RIKILT
( 2007-04-12 )