English Abstract This document reviews the actual knowledge concerning
the etiology, determinants and resulting opportunities for prevention of
chronic non-specific lung diseases (CNSLD=asthma, chronic bronchitis and
emphysema), with an emphasis on the role of the life-style factors. The
prevalence of CNSLD in the Netherlands is about 10%. The etiology and
natural history of CNSLD is only partly known. More is known about
determinants of exacerbations in CNSLD-patients. About their effects on
long-term prognosis little is known. There are three life-style factors
with a possible role in the primary and tertiary prevention of CNSLD:
smoking, physical activity and nutrition. It should be clear that
life-style factors play a role in the prevention of CNSLD next to other
factors like for instance allergens or selfmanagement. Smoking is without
doubt the most important risk factor in the development of CNSLD, and
therefore the first factor to be concerned in primary prevention and also in
the treatment of CNSLD (tertiary prevention). Stronger anti-smoking
policies from the government, concerning e.g. tobacco-advertising, are
desirable. At this moment, the role of nutrition in the prevention of CNSLD
is limited. There is no convincing evidence yet for a relation between the
development of CNSLD and nutrition (primary prevention). Food-supplements
can however play a role in the treatment of patients with serious chronic
bronchitis or emphysema (tertiary prevention) because they often experience
weight losses. Physical activity does not seem to have any influence on the
development of CNSLD. Physical activity, including recreational sports and
special training programs, does seem to have several beneficial effects on
CNSLD-patients (tertiary prevention). Physicians, patients and persons in
their environment (e.g. sports teachers), frequently seem to think that
CNSLD and physical activity do not go together very well. It is very
important to combat this view through health education. Also, more research
is needed for a better understanding of the specific type of
activity.
Rapport in het kort
In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de
actuele stand van de kennis omtrent etiologie, determinanten en
mogelijkheden voor preventie voor chronische aspecifieke
luchtwegaandoeningen (CARA). De nadruk ligt in dit rapport op de rol van
leefstijlfactoren (roken, voeding en lichamelijke activiteit) bij primaire,
secundaire en tertiaire preventie van CARA. CARA is een verzamelnaam voor
een drietal chronische aandoeningen van de luchtwegen, astma, chronische
bronchitis en emfyseem, met luchtwegobstructie als belangrijkste
gemeenschappelijk kenmerk. Chronische aspecifieke luchtwegaandoeningen
komen zeer frequent voor. Geschat wordt dat momenteel zo'n 10% van de
bevolking in meer of mindere mate CARA heeft. Op basis van de beschikbare
cijfers wordt er voor de toekomst een verdere toename in zowel het absolute
aantal als het percentage CARA-patienten voorzien. Etiologie en beloop van
de verschillende vormen van CARA zijn nog verre van opgehelderd. Er is een
beperkt aantal, zowel exogene als endogene factoren waarvoor een verband met
het ontstaan van CARA overtuigend is aangetoond. Daarnaast is een groot
aantal factoren bekend die op korte termijn verergering van de klachten
kunnen veroorzaken. Over het beloop van CARA op langere termijn en de
factoren die daarbij een rol spelen is wederom minder duidelijkheid. Uit
het overzicht van mogelijke en waarschijnlijke determinanten voor het
ontstaan en het beloop van CARA komen drie leefstijlfactoren naar voren die
een rol kunnen spelen bij de primaire en/of tertiaire preventie van CARA:
roken, voeding en lichamelijke activiteit. Bij de secundaire preventie van
CARA spelen leefstijlfactoren geen rol. Leefstijlfactoren spelen een rol
bij de preventie van CARA naast andere factoren, zoals allergenen en
adequate zelfzorg. Deze factoren vormen niet het primaire onderwerp van dit
rapport maar worden toch kort beschreven teneinde de rol van
leefstijlfactoren bij de preventie van CARA in het juiste perspectief te
plaatsen. Roken is de belangrijkste (exogene) risicofactor in het ontstaan
van CARA, met name van chronische bronchitis en emfyseem, en vormt dan ook
het meest voor de hand liggende aangrijpingspunt voor de primaire preventie
van CARA. Ook voor de tertiaire preventie van CARA (voorkomen van
verergering) is stoppen met roken, naast het vermijden van andere exogene
prikkels waarvoor men gevoelig is, voor zowel astma als chronische
bronchitis en emfyseem van groot belang. Op dit terrein is de komende jaren
zeker nog winst te boeken gezien het percentage rokers in Nederland, ook
onder de CARA-patienten, en de recente stijgende trend onder jongeren. Een
krachtiger rookontmoedigingsbeleid van de overheid is vanuit een oogpunt van
de preventie van CARA nog steeds wenselijk. Een tweede leefstijlfactor die
in verband wordt gebracht met het ontstaan van CARA is voeding. Met
uitzondering van het vermijden van voedingsstoffen waarvoor een individuele
CARA-patient overgevoelig is, bieden voedingsfactoren vooralsnog geen
concrete aanknopingspunten voor de primaire preventie van CARA. Onderzoek
naar ondermeer de relatie tussen anti-oxidanten en CARA kan in de toekomst
misschien wel aanknopingspunten bieden. Bij de tertiaire preventie kan
(energieverrijkte) voeding mogelijk wel een rol spelen bij het voorkomen van
gewichtsverlies bij ernstige CARA-patienten. Hiervoor is echter nog meer
kennis nodig over de meest wenselijk samenstelling van deze voeding.
Lichamelijke (in)activiteit lijkt geen rol te spelen bij het ontstaan van
CARA. Lichamelijke activiteit in de vorm van sportbeoefening of speciale
oefenprogramma's heeft een aantal duidelijke positieve effecten op
CARA-patienten, zoals verbetering van het uithoudingsvermogen en van het
psychosociaal functioneren. Het komt nog regelmatig voor, dat bij artsen en
(omgeving van) CARA-patienten het idee bestaat dat sporten en CARA niet
samengaan. Dit leidt tot ongewenste inactiviteit en, vooral bij kinderen
met astma, mogelijk ook tot enig psychosociaal isolement ten aanzien van
leeftijdsgenoten. Extra aandacht in voorlichting en
deskundigheidsbevordering voor CARA en sport lijkt dan ook van belang.
Daarnaast is meer kennis gewenst over welk type lichamelijke activiteit voor
welk type CARA-patient het meest geschikt is. Tenslotte is het bevorderen
van adequate zelfzorgcapaciteiten van CARA-patienten, middels voorlichting
en educatie door de huisarts of de (wijk)verpleegkundige, van groot belang
voor de tertiaire preventie in het algemeen en zeker ook voor de rol van
leefstijlfactoren hierbij.