|   print

[  ]
 
Piersma AH ; Siemelink M ; Opperhuizen A

38 p in Dutch   2000

download pdf (435Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
The intrauterine programming hypothesis states that the risk of acquiring diseases in adult life is determined in part by environmental factors during embryofetal development. Especially maternal nutrition has been related to the risk of cancer, cardiovascular disease, diabetes and infectious diseases in the offspring in later life. In this report the scientific evidence for the existence of intrauterine programming is reviewed. Nutrition in pregnancy influences the morphology of conceptual organs, and therefore modulates their physiological functioning, which is reflected in hormone homeostasis and metabolic functions. Evidence is accumulating that intrauterine programming permanently modulates the risk of acquiring diseases in adulthood. Rather than general dietary parameters such as caloric intake and macronutrient supply, the balance between individual nutritional components seems to play an important role. Further research into intrauterine programming should ultimately aim at determining whether education for nutrition in pregnancy can aid in the prevention of diseases with high public health concern in society.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
De 'intrauterine programming' hypothese stelt dat de kans op het krijgen van ziekten op latere leeftijd mede bepaald wordt door de omstandigheden tijdens de embryonale en foetale ontwikkeling. Met name de voeding tijdens de zwangerschap wordt in verband gebracht met de kans op het krijgen van kanker, hart- en vaatziekten, diabetes, en infectieziekten door de nakomeling op latere leeftijd. In dit rapport wordt de wetenschappelijke evidentie voor het bestaan van 'intrauterine programming' beschreven. De laatste twee decennia is in zowel epidemiologische als dierexperimentele studies evidentie gevonden voor het bestaan van prenatale programmering. Voeding tijdens de zwangerschap is niet alleen van invloed op het geboortegewicht, maar ook op de morfologische ontwikkeling van organen als hypofyse, lever, nieren, pancreas, en mammae. Dit heeft belangrijke consequenties voor de inregeling van fysiologische systemen zoals het koolhydraat- en vetmetabolisme, de homeostase van hormonen die verband houden met de hypofyse-hypothalamus-bijnier-as, en de homeostase van de geslachtshormonen. Als gevolg daarvan worden permanente veranderingen in spiegels van onder meer circulerende geslachtshormonen, in bloeddruk en in glucosetolerantie gevonden die geassocieerd zijn met de kans op het krijgen van bijvoorbeeld borstkanker, hart- en vaatziekten, en diabetes. Met het oog op het frequente voorkomen van deze ziekten in de bevolking kan het effect van het dieet in de zwangerschap daarop mogelijk ook aanzienlijk zijn. In algemene termen is het patroon van voedselconsumptie in Nederland redelijk in overeenstemming met de normen. Echter, balansen tussen verschillende nutrienten kunnen varieren, en daarmee risico's opleveren voor de ongeborene. De rol van de balans tussen n-3 en n-6 vetzuren bij prenatale programmering is hiervan thans wellicht het best uitgewerkte voorbeeld. Er zijn inmiddels internationaal meerdere prospectieve humane studies gaande waarin associaties tussen prenatale voeding en volwassen ziekten nader onderzocht worden. De afstand in de tijd tussen de prenatale ontwikkeling en de periode van het optreden van ziekten op volwassen leeftijd maakt dat de resultaten van deze studies pas ver in de toekomst bekend zullen zijn. Het verdient aanbeveling om onderzoek te doen teneinde de betrokken mechanismen nader in kaart te brengen. Het uiteindelijke doel daarbij is vast te stellen of gerichte dieetvoorlichting voor zwangeren een bijdrage kan leveren aan de preventie van de grote volksziekten.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl

( 2001-03-19 )