|   print

Onderbouwing van het Nederlandse derogatieverzoek in het kader van de Europese nitraatrichtlijn
[ Motivation of the Dutch request to derogate from the EC nitrates directive ]
 
Willems WJ, Vellinga TV, Oenema O, Schroder JJ, van der Meer HG, Fraters B, Aarts HFM

102 p in Dutch   2000

RIVM Rapport 718201002
download pdf (654Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
The Dutch government has announced its intention to make a request to the European Commission for a derogation of the manure standard of 170 kg/ha nitrogen (in 2003) according to the EC nitrates directive.
This report contains the argumentation for the derogation in case of grassland, due to a long growing season and a high nitrogen uptake compared to arable crops. The application of manure to grassland produced by a range of cattle densities (1-3 cows/ha) has been studied. The report concludes that the amount of nitrogen with manure on soils with a medium to high soil moisture holding capacity of about 360 kg/ha and on soils low soil moisture holding capacity about 290 kg/ha can be applied to grassland.
This is only possible with daytaime grazing by the cattle and a limitation of the amount of chemical fertiliser. In this way the environmental objectives of the EC nitrates-directive can be met.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
Volgens de Europese nitraatrichtlijn mag in 2003 niet meer dan 170 kg/ha stikstof in de vorm van dierlijke mest op landbouwgrond gebracht worden. De richtlijn biedt de mogelijkheid om hiervan gemotiveerd af te wijken (derogeren) mits dit verantwoord is, gelet op de milieudoelstellingen van de richtlijn.
De regering heeft aangekondigd om voor grasland van deze mogelijkheid gebruik te maken. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van twee objectieve criteria in de richtlijn, namelijk 'langer groeiseizoen' en 'hogere gewasopname'. Gras neemt meer en langer stikstof op dan akkerbouwgewassen. Op basis van proefveldonderzoek is nagegaan of de uitspoeling van stikstof als gevolg van het gebruik van dierlijke mest groter is dan bij toepassing van kunstmest. Dit blijkt niet het geval te zijn mits de dierlijke mest goed verdeeld in het groeiseizoen wordt toegediend. Dierlijke mest die tijdens beweiding op de bodem komt spoelt daarentegen wel in belangrijke mate uit.
In dit rapport is bij een traject van veebezettingen van 1- 3 melkkoeien per hectare (incl. het bijbehorend jongvee) onderzocht hoeveel stikstof met dierlijke mest op grasland kan worden gebracht, rekening houdend met de voorgenomen verliesnormen voor stikstof en fosfaat in 2003. Voorts geldt als uitgangspunt dat beweiding moet plaatsvinden.
Voor wat betreft de milieugevolgen voor grondwater is als maat voor de uitspoeling de nitraatconcentratie van 50 mg/l in het bovenste grondwater beschouwd. Uit modelberekeningen, die de stikstofstroom binnen een graasdierbedrijf beschrijven, blijkt dat bij gras op vochthoudende gronden een hoeveelheid stikstof met dierlijke mest tot ca. 360 kg/ha mogelijk is en bij gras op droge gronden ca. 290 kg/ha. De nitraatconcentratie van 50 mg/l in het bovenste grondwater wordt net bereikt (droge gronden) of blijft daaronder (vochthoudende gronden). Dit kan alleen als de stikstof in de dierlijke mest zo goed mogelijk wordt benut d.w.z. bij een systeem van beperkt weiden en als de kunstmestgift wordt beperkt.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM Praktijkonderzoek Rundvee Schapen en Paarden (PR) te Lelystad Alterra Wageningen-UR Plant Research International Wageningen-UR
( 2000-04-05 )