|   print

[  ]
 
Erisman JW ; Bobbink R ; Eerden LJ van der (eds.)

100 p in Dutch   1996

Toon Nederlands

English Abstract
Concerns the results of a feasibility study on the realisation of a nitrogen research programme for the local scale. This study, initiated by the Ministries of Housing, Physical Planning and Environment (VROM) and of Agriculture, Nature Management and Fisheries (LNV), was executed by a project group of Dutch scientists to provide an outline of a research programme proposal. It will be based on an inventory of the main policy questions, and on overviews of the state of knowledge of different parts of the nitrogen causal chain, and of the main gaps in knowledge and present research. The end product of the programme should be a set of modules which will enable the assessment of the risk on negative effects on current nature conservation in the Dutch Mainframe of Natural Landscapes (EHS) and the nature conservation target types in the EHS to be realised in the future. The modules represent parts of the causal chain, i.e. emission, dispersion and deposition, effects on different terrestrial and aquatic ecosystems and on tree species, groundwater pollution and the marine environment. The research in the programme will focus on refining and validating existing models for the individual elements of the causal chain. Experiments and model development will be focused on better estimating (changes) in key factors necessary to describe the main processes of these elements.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
Uit onderzoek van de afgelopen tien jaar is gebleken dat stikstof- en zuurdepositie de stressgevoeligheid en biodiversiteit van bossen en natuurlijke vegetaties sterk negatief kunnen beinvloeden. De eutrofierende werking van stikstof-depositie speelt daarbij een hoofdrol. De kennis over de ruimtelijke verdeling en kwantiteit van de depositie zijn zodanig verbeterd dat op regionale en nationale schaal redelijk betrouwbare schattingen gemaakt kunnen worden. Ook over de grondwaterverontreiniging kunnen op deze schaal kwantitatieve conclusies getrokken worden. Over de aard en grootte van ecologische effecten is behoorlijk inzicht verkregen, het onderzoek is echter tot nu toe gericht geweest is op een beter begrip van werkingsmechanismen van stikstof. Andere stressfaktoren zoals droogte, vorst, ziekten en plagen zijn in mindere mate in het onderzoek betrokken. Op dit moment is voldoende kennis beschikbaar over stikstof-depositie en -effecten voor onderbouwing van het landelijke (generieke) en regionale beleid. Voor meer specifieke emissie beperkende maatregelen op lokale schaal is het inzicht in de processen en effecten op deze schaal echter beperkt. Dit laat zich vertalen in behoefte aan informatie over temporele en ruimtelijke variatie in emissie, depositie, en gevoeligheid van ecosystemen op lokale schaal. Ook is het van belang betere mogelijkheden te hebben dan nu het geval is om beleidsmaatregelen tegen elkaar af te wegen, zoals bijvoorbeeld bepaling van de noodzaak tot het nemen van lokale maatregelen (wegnemen van piekbelastingen) ten opzichte van regionale of landelijke maatregelen (wegnemen van de achtergrondbelasting) ; of bepaling van maatregelen ten aanzien van verkeer of industrie (NOx) ten opzichte van de landbouw (NH3). Daarvoor is het nodig te beschikken over blootstelling/respons relaties voor de invloed van stikstof-deposities op verschillende natuur-doeltypen, informatie over de mate en snelheid waarmee ecosystemen herstellen bij vermindering van N-depositie, kortom informatie waarmee de baten van emissie-redukties van gereduceerd en geoxideerd N met elkaar vergeleken kunnen worden. In dit rapport worden bovengenoemde vragen gerelateerd aan beschikbare informatie en aan de resultaten die van lopend onderzoek verwacht worden, en wordt beschreven welk onderzoek adequaat is om de kennishiaten op te vullen. Ook wordt een prioritering in het onderzoek aangegeven met als uitgangspunten dat er een directe relatie met de bovengenoemde beleidsvragen moet zijn, en dat er relevante resultaten geboekt moeten kunnen worden binnen een enkele jaren durend onderzoeksprogramma van een bescheiden omvang.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl

( 1996-01-31 )