Rapport in het kort
Het vermogen van Pseudomonas putida mt-2 om tolueen af
te breken is vastgelegd op een TOL-plasmide. Onder bepaalde omstandigheden
blijkt het vermogen om tolueen af te breken, spontaan verloren te gaan. Dit
is mogelijk het gevolg van het verlies van het plasmide. In deze studie is
het verlies van het tolueen-afbrekend vermogen kwantitatief onderzocht in
continucultuur. Dit is een kweekmethode waarbij d.m.v. een gelimiteerd
aanbod van een bepaalde nutrient de natuurlijke situatie zo goed mogelijk
wordt nagebootst. De invloed van het limiterende nutrient en de
groeisnelheid werden onderzocht. Bij de geteste groeisnelheid bleek bij een
gelimiteerd aanbod van de koolstofbron of de zwavel-bron verlies van het
tolueen afbrekend vermogen eerder en sneller plaats te vinden dan onder
fosfaat- en stikstof limitatie. Met lage groeisnelheden blijkt het
plasmide-verlies onder koolstoflimitatie sneller te verlopen dan bij hoge
groeisnelheden. Juist onder de proces-omstandigheden die in de praktijk
vaak voorkomen (koolstoflimitatie, lage groeisnelheid) blijkt het handhaven
van de plasmide-gecodeerde afbraakweg een sterk groeinadeel voor zijn
gastheer te kunnen veroorzaken. Deze studie maakt duidelijk dat de
stabiliteit van het tolueen afbrekende vermogen afhankelijk is van diverse
procesparameters. De resultaten zijn niet slechts van belang voor de
afbraak van tolueen maar eveneens voor de afbraakmogelijkheden van de meeste
gehalogeneerde en aromatische verbindingen aangezien die ook gecodeerd
liggen op plasmiden en deze plasmiden onderling grote verwantschap
vertonen.