English Abstract The United Nations Framework Convention on Climate
Change (UNFCCC) was ratified by the Netherlands in December 1993. One of
the obligations is to provide a National Communication on greenhouse gas
emissions, projections and programmes to reduce these emissions. This
background report was written at the request of the Dutch Ministry of
Housing, Physical Planning and Environment as a background report for the
first Dutch National Communication for the Framework Convention on Climate
Change. It documents the methodologies, both for estimating greenhouse gas
emissions and sinks, and for projections. For the most important greenhouse
gases, it gives estimates for 1980, 1985, 1990, 1991 and 1992, and
projections of possible future emissions in 2000 and 2010 under two
scenarios. The short-term aim of the Convention is stabilization of
emissions between 1990 and 2000. Therefore 1990 was chosen as the base year
for emission estimation and 2000 as the base year for evaluation. Emissions
were estimated using internationally agreed IPCC methodology as well as
methodology used in the Netherlands. The differences between the methods
are explicitly explained. Carbon dioxide emissions were estimated with and
without a temperature correction. The original Dutch policy method
estimates emissions including feedstock use. For methane and nitrous oxide
emissions, Dutch emission factors were applied instead of IPCC defaults. As
more sources were found for nitrous oxide in the Netherlands, the Dutch
emission was higher than when strictly applying IPCC
methodology.
Rapport in het kort
Het klimaatverdrag werd door Nederland in December 1993
geratificeerd. Het verdrag is op 21 maart 1994 officieel van kracht
geworden. Een van de verplichtingen die de overheid daarmee op zich heeft
genomen is een nationaal overzicht te maken van de uitstoot van
broeikasgassen in het basisjaar 1990. Tevens dienen projecties te worden
gegeven voor het jaar 2000. Eveneens dient Nederland een overzicht te geven
van de maatregelen om deze uitstoot te verminderen. Ook over andere jaren
in het verleden of de toekomst kan gerapporteerd worden. Dit rapport werd
geschreven op verzoek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieu als een achtergrondrapport voor het eerste Nationaal
Overzicht ten behoeve van het Klimaatverdrag. Het documenteert de gebruikte
methoden, zowel voor de emissie berekeningen als voor de projecties. Voor
de belangrijkste broeikasgassen worden schattingen gegeven voor 1980, 1985,
1990, 1991 en 1992, en projecties voor 2000 en 2010 onder twee scenarios.
Het eerste doel van het Klimaatverdrag is de stabilisering van emissies in
2000 op het niveau van 1990. Daarom is 1990 als basisjaar gekozen voor de
emissie berekeningen en 2000 als basisjaar voor de projecties.
Internationaal overeengekomen methoden van de IPCC zijn gebruikt voor de
berekeningen. Nederlandse methoden zijn gebruikt waar deze beter geacht
werden. De verschillen worden expliciet aangegeven. De emissies van
kooldioxide zijn met en zonder temperatuurcorrectie voor weersomstandigheden
gegeven. In de oorspronkelijke Nederlandse methode gehanteerd in het NMP
werden emissies berekend inclusief potentiele emissies uit brandstoffen
gebruikt als grondstof. Voor methaan en lachgas emissies zijn Nederlandse
emissiefactoren gebruikt. Aangezien bij lachgas meer bronnen voor emissies
gevonden werden dan behandeld in de IPCC Guidelines, zijn onze schattingen
mogelijk om die reden hoger dan in andere landen die strikt de IPCC
Guidelines gebruiken. De kooldioxide uitworp nam tussen 1990 en 1992 toe
van 174 tot 177 Mton CO2 (netto uitworp, gecorrigeerd voor temperatuur). In
het tweede Nationaal Milieubeleidsplan en de tweede Nota Energiebesparing
zijn maatregelen geformuleerd om de uitstoot van broeikasgassen te
reduceren. Het doel voor CO2 is 3-5% vermindering tussen 1990 en 2000. Dit
is van 184 naar 173-177 Mton (inclusief feedstock emissies, gecorrigeerd
voor temperatuur). Of, in IPCC termen van 174 naar 160-164 Mton (exclusief
feedstocks, gecorrigeerd voor temperatuur). Projecties in dit rapport zijn
gebaseerd op het European Renaissance scenario met een hoge
energieprijsontwikkeling. Een contrasterend scenario was het Global Shift
scenario met een lage energieprijsontwikkeling. Scenarioberekeningen tonen
dat een reductie van bijna 3% tussen 1990 en 2000 (van 184 naar 179)
haalbaar is. De werkelijke reductie is afhankelijk van de ontwikkeling van
de economie en de energieprijzen. De emissies na 2000 tonen een stijging
met de groei van de economie, omdat nog geen beleid na 2000 is geformuleerd.
Methaan emissies vertonen een piek van 1090 kton in 1991. Uit scenario
berekeningen blijkt dat het doel van 10% reduktie tussen 1990 en 2000 zal
worden gehaald. Als al het milieubeleid succesvol is dan tonen scenario
berekeningen dat zelfs een reduktie van 25% tussen 1990 en 2000 mogelijk is.
Emissies zullen voornamelijk afnemen door het beleid van reduktie van afval
en afvalstorts, mestoverschotten en ammoniakemissies. Methaan uit afval kan
ingezet worden als energiebron. Verdere redukties zijn mogelijk, vooral met
geavanceerde technieken bij de stortgaswinning en de biogaswinning bij
GFT-fermentatie. N2O emissies waren stabiel op 60 kton per jaar in 1990 tot
1992. Het doel is stabilisatie van deze emissies tussen 1990 en 2000.
Scenario berekeningen tonen dat dit doel mogelijk moeilijk realiseerbaar is,
vooral door de introduktie en slijtage van de 3-weg katalysator in auto's.
In 2000 wordt een uitworp van 62 kton verwacht. Beleid is overeengekomen
voor de reduktie van emissies van de gassen die vooral een indirekte
broeikaswerking hebben zoals CO, NOx en NMVOC. Extra beleid is nodig om de
doelstellingen te halen. In 2030 zullen de HCFK's uit produktie genomen
zijn volgens afspraken in Kopenhagen bij het Montreal Protocol. HFK's
worden ingezet als vervangers voor CFK's en HCFK's. Volgens scenario
berekeningen is de bijdrage van HFK's aan de potentiele opwarming in 2000 in
Nederland nog klein. De bijdrage in 2010 zal relatief groot zijn tenzij
maatregelen genomen worden. HFK's hebben geen ozonaantastende werking maar
wel een relatief groot potentieel broeikas effect. Een HFK beleid is nog
niet vastgesteld. Meer aandacht is nodig voor andere sporegassen met een
relatief hoge potentiele broeikaswerking , bijvoorbeeld de PFCs
(polyfluorinated carbon compounds). Kleine hoeveelheden hebben al grote
effecten door de extreem hoge atmosferische verblijftijden en Global Warming
Potentials van deze stoffen.