English Abstract The Dutch government wants to know if it a good idea to
build a new fast railway between Schiphol Airport, via Amsterdam to the
North of the Netherlands: the 'Zuiderzeelijn'. The so called
'Projectorganisatie Zuiderzeelijn' was asked to manage researches that are
needed to answer this question and the integration of these researches in a
Cost Benefit Analysis (CBA). At the request of the Projectorganisatie
Zuiderzeelijn the National Institute of Public Health and the Environment
(RIVM) investigated emissions impacts of six alternatives for a fast railway
connection between Schiphol and the North of the Netherlands. Besides, the
RIVM evaluated research on noise impacts of these alternatives. In this
research we used transport volumes (passenger kilometres per mode) of a CBA
study done by the NEI. Emissions per seat kilometre and occupancy rates
were calculated by the RIVM. Calculations show that energy use per seat
kilometre of maglev trains is approximately three times that of conventional
trains. Assuming most likely estimates for energy use per seat kilometre
and occupancy rates, all variants will lead to an increase in emissions of
CO2, NOx and SO2. Expressed as a percentage of total transport related
emissions in the Netherlands, the increase is less than 0.5%. The increase
is biggest for the variants with the maglev trains. Indirect emissions due
to the construction of the rail lines can be as high as direct emissions due
to using trains. All alternatives result in an increase in noise impacts.
Several improvements are suggested to improve the way in which CBA's, such
as the CBA for the Zuiderzeelijn, deal with environmental aspects of rail
options. Firstly, a reliable estimate of effects of the variants requires
more independently carried out research into energy use (and related
emissions), and noise emissions of the maglev trains. Secondly, it is
advised that future CBA's also include energy use and emissions related to
the construction of infrastructure. Finally more research into the impact
of (rail) infrastructure on the landscape, nature, and barrier effects is
needed.
Rapport in het kort
Op verzoek van de projectorganisatie Zuiderzeelijn
heeft het RIVM berekeningen uitgevoerd naar de effecten op emissies van de
ingebruikname van een snelle verbinding tussen Schiphol en het noorden van
het land. Tevens heeft het RIVM de reeds uitgevoerde
geluidhinderberekeningen beoordeeld. Voor de snelle verbinding heeft de
projectorganisatie Zuiderzeelijn 6 alternatieven gedefinieerd die van elkaar
verschillen voor wat betreft spoorinfrastuctuur, treintechniek en
dienstregeling (frequentie, aantal haltes). Voor de berekening van effecten
op emissies is uitgegaan van de vervoerwaardestudie die het Nederlands
Economisch Instituut (NEI) heeft uitgevoerd ten behoeve van de
kosten-batenanalyse van een snelle verbinding naar het Noorden. Deze
vervoerwaardestudie geeft de reizigersvolumes voor de snelle treinen evenals
de herkomst van deze reizigers (substitutie of generatie). De emissies per
zitplaatskilometer van de verschillende onderscheiden treintypen evenals de
bezettingsgraden zijn door het RIVM berekend. Uit deze berekening blijkt
dat de magneetzweeftrein circa 3 maal zoveel energie gebruikt per
zitplaatskilometer als een conventionele sneltrein op hetzelfde traject.
Geconcludeerd kan worden dat, uitgaande van de meest waarschijnlijke waarden
voor het energiegebruik per zitplaatskilometer en bezettingsgraad, alle
projectalternatieven tot een toename van de CO2, NOx en SO2-emissies leiden
maar dat de toenames vergeleken met de totale emissies door de sector
verkeer en vervoer gering (< 0,5%) zijn. De projectalternatieven met een
magneetzweeftrein leiden tot de grootste toename van emissies. De indirecte
effecten op emissies van de aanleg van infrastructuur blijkt maximaal van
dezelfde orde-grootte te zijn als de directe effecten van het gebruik van
deze infrastructuur. Voor wat betreft geluidhinder blijkt uit eerdere
berekeningen door de projectorganisatie Zuiderzeelijn dat alle onderzochte
alternatieven een verslechtering betekenen van de akoestische omgeving in
(Noord-)Nederland. Voor een betrouwbaardere inschatting van de effecten van
aanleg en ingebruikname van een snelle verbinding naar het Noorden verdient
het daarom aanbeveling onafhankelijke metingen uit te voeren naar zowel het
energiegebruik als de geluidemissie door magneetzweeftreinen. Daarnaast
verdient het aanbeveling om bij toekomstige KBA's ook de milieueffecten van
de aanleg van infrastructuur mee te nemen omdat deze indirecte effecten
significant blijken te kunnen zijn. Een ander belangrijk aspect bij de
politieke besluitvorming over nieuwe infrastructuurprojecten is de
landschappelijke inpassing, ofwel horizonvervuiling, doorsnijding,
versnippering en aantasting van de natuur. Hierover is nog weinig bekend.
Binnen de beschikbare tijd heeft het RIVM geen onderzoek naar deze externe
effecten kunnen uitvoeren. Gezien de grote invloed die nieuwe
infrastructuurprojecten op dergelijk aspecten (kunnen) hebben, verdient het
aanbeveling naar deze invloeden nader onderzoek te doen. Het betreft zowel
de fysieke invloeden als de monetaire waardering ervan.