Het is nu nog niet mogelijk om helemaal zonder de resultaten uit dierproeven te beoordelen of chemische stoffen in consumentenproducten en voedsel veilig zijn voor de mens. Wel zijn de ontwikkelingen om dierproeven in de toekomst te verminderen of vervangen veelbelovend. Het is belangrijk dat alle organisaties die betrokken zijn bij de veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen op internationaal niveau samenwerken aan de ontwikkeling en toepassing van nieuwe methoden. Dit concludeert het RIVM dat in opdracht van de NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) een overzicht maakte van nieuwe methoden om de veiligheid van stoffen te beoordelen.

Voedsel en consumentenproducten zoals cosmetica, wasmiddel, textiel en speelgoed, moeten veilig zijn voor de mens. Het beoordelen van de veiligheid van de chemische stoffen in deze producten gebeurt internationaal. Hierbij wordt gebruik gemaakt van resultaten uit dierproeven. Het RIVM werkt mee aan de transitie proefdiervrije innovaties (TPI Transitietraject Proefdiervrije Innovatie (Transitietraject Proefdiervrije Innovatie)) en investeert in een betrouwbare veiligheidsbeoordeling met proefdiervrije innovaties. Ook de Europese Unie wil dat er minder dierproeven worden uitgevoerd. Er zijn nog niet voldoende geschikte methoden zónder dierproeven om de veiligheid goed te kunnen beoordelen.

Nieuwe proefdiervrije methoden

Internationaal wordt steeds meer gewerkt aan nieuwe methoden voor de veiligheidsbeoordeling voor de mens die niet gebaseerd zijn op dierproeven. Het gaat hier bijvoorbeeld om het testen van stoffen in cellen die buiten het lichaam zijn gekweekt, of testen met behulp van computermodellen. Ook kijken onderzoekers of nieuwe methoden meer informatie kunnen geven over schadelijke effecten van stoffen die moeilijk met dierproeven te meten zijn, zoals de ziektes Parkinson of Alzheimer.

Internationale samenwerking

Het is belangrijk dat alle organisaties die betrokken zijn bij de veiligheidsbeoordeling op internationaal niveau samenwerken aan het ontwikkelen en prioriteren van nieuwe methoden en hoe ze gebruikt kunnen worden. Hierdoor wordt kennis over deze nieuwe methoden gedeeld. Dit moet leiden tot verbetering van deze methoden en daarmee uiteindelijk tot acceptatie van nieuwe methoden.

Voorbeelden

Een voorbeeld van deze (internationale) samenwerking is de ontwikkeling van een Virtueel Menselijk Platform  voor de veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen en geneesmiddelen in het project VHP4Safety. VHP4Safety is een initiatief van de Universiteit Utrecht, de Hogeschool Utrecht en het RIVM. Aan het project nemen universiteiten, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en bedrijven deel, zowel nationaal als internationaal. Zij bouwen samen vanuit verschillende disciplines aan een dataplatform met gegevens gebaseerd op de fysiologie en biologie van de mens. Hiermee willen zij de veiligheid van chemische stoffen en geneesmiddelen bepalen zonder gebruik van dierproeven.

Ook werkt het RIVM mee aan een opdracht van de European Food Safety Authority (EFSA Europese Voedselveiligheidsautoriteit (Europese Voedselveiligheidsautoriteit)) om een overzicht te maken van internationale projecten en activiteiten op het gebied van nieuwe, veelal dierproefvrije, methoden. Op basis van dit overzicht maakt het RIVM samen met internationale partners een stappenplan waarin beschreven staat hoe EFSA op termijn nieuwe methoden in de veiligheidsbeoordeling kan gebruiken.