Overheidsbeleid voor duurzaam inkopen levert jaarlijks naar schatting 1,89 megaton winst op aan vermeden CO2 carbon dioxide (carbon dioxide)-uitstoot. Dit is het gevolg van ambitieuze minimumeisen voor duurzaam inkopen van elektriciteit en gas. Deze vermeden CO2-uitstoot staat gelijk aan 1,1% van de jaarlijkse CO2-uitstoot door de Nederlandse maatschappij in 2011. Bij andere productgroepen is de winst van duurzaam inkopen minder evident.

Dit blijkt uit een quick-scan van het RIVM die in verband met de evaluatie van het Rijksbeleid voor duurzaam inkopen is uitgevoerd. Ook met het vermijden van uitstoot van toxische stoffen en het vermijden van gebruik van grondstoffen is winst behaald.

Geen milieuwinst

Bij de helft van de productgroepen leveren minimum eisen aan inkopen echter geen milieuwinst op. Dit geldt onder anderen voor dienstauto’s en openbaar vervoer. De belangrijkste reden hiervoor is dat een groot deel van de minimumeisen relatief snel ‘veroudert’. Hiermee wordt bedoeld dat ontwikkelingen in de markt en de EU Europese Unie (Europese Unie)-regelgeving regelmatig sneller gaan dan de mate waarin de minimumeisen worden aangescherpt.

Meer milieuwinst bij aanbestedingen

De overheid wil bij haar aanbestedingen rekening houden met de duurzaamheid van in te kopen producten, diensten en werken. Hiervoor zijn onder andere per productgroep eisen opgesteld waar inkopen van de overheid minimaal aan moeten voldoen om het predicaat ‘duurzaam’ te krijgen.

Het RIVM heeft minimumeisen onder andere vergeleken met bestaande regelgeving in Nederland en Europa en het gemiddelde aanbod op de markt van de verschillende productgroepen. De analyse laat zien dat de eisen per productgroep kunnen leiden tot flinke milieuwinst. En op welke wijze het duurzaam inkopen instrumentarium effectiever kan worden ingezet, zodat meer milieuwinst wordt geboekt, ook voor de productgroepen waarvoor dit nu niet het geval is.

Eisen kunnen bijvoorbeeld op relatieve wijze worden geformuleerd, zoals dat bij het energielabel voor auto’s gebeurt. Ook kan de focus meer verschuiven naar het gebruik van prestatiebelonende gunningscriteria in plaats van alleen toetsing aan de minimumeisen.