Bestrijding van uitbraken van norovirus in zorginstellingen vraagt veel van het zorgpersoneel door de extra hygiënemaatregelen. In dit artikel leest u in hoeverre personeelsleden in zorginstellingen voor ouderen norovirusuitbraken als een probleem ervaren, wat hen motiveert bij het uitvoeren van hygiënemaatregelen, of zij alle transmissieroutes van dit virus kennen en welke hygiënemaatregelen zij het meest nuttig en haalbaar vinden. Verder leest u hoe zij de instructiefilm beoordelen. Tot slot geven wij aan hoe deze film het beste ingezet kan worden tijdens een uitbraak van norovirus in een zorginstelling voor ouderen.

content

Auteur(s): A.M.L. Tjon-A-Tsien, J.N. Breemer, J.J. Bogerman, C. Visser-Mol, H.A.C.M. Voeten

Infectieziekten Bulletin, jaargang 23, nummer 5, juni 2012

Opzet onderzoek
 

Bij uitbraken van gastro-enteritis maken instellingen meestal gebruik van eigen draaiboeken gebaseerd op informatie van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)) van het RIVM en/of de Werkgroep Infectie Preventie (WIP Werkgroep Infectiepreventie (Werkgroep Infectiepreventie)). Medewerkers stuiten bij het nemen van hygiënemaatregelen op vragen over materiaalkeuze en volgorde, uitvoerbaarheid, nut en haalbaarheid.

 

Figuur 1 Cover van de DVD met de animatiefiguur van het norovirus

In nauwe samenwerking met een zorginstelling is een film gemaakt die de toepassing van de hygiënemaatregelen door zorgmedewerkers ondersteunt bij uitbraken van norovirus. Bij de evaluatie van dit project stonden 3 vragen centraal: Draagt het bekijken van een instructiefilm bij tot de bekendheid met de hygiënemaatregelen, de beleving van nut, en de haalbaarheid en toepassing van de maatregelen?

Het project werd begeleid door een landelijke projectgroep die bestond uit professionals van het RIVM, de WIP, het Landelijke Centrum voor Hygiëne en Veiligheid (LCHV Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid)), een ziekenhuishygiënist, 2 specialisten ouderengeneeskunde, een teammanager van de zorginstelling en medewerkers van 2 GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en.
 

Onderzoekfases

Doel van fase A, het vooronderzoek, was het vinden van de juiste accenten en toonzetting voor de film. Dit gebeurde door een vragenlijstonderzoek en focusgroepgesprekken met verzorgenden uit 4 verschillende zorginstellingen voor ouderen. In fase B werd de film geproduceerd en opDVD uitgebracht. Tijdens fase C werd de toepassing en het effect van de film tijdens 4 uitbraken onderzocht.

Uitvoering onderzoek


Fase A: Vooronderzoek

 
Het ASE attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit (attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit)-model – een model waarmee gedrag verklaard en geanalyseerd wordt - vormde de theoretische fundering van het onderzoek. (1,2) Kernelementen zijn eigen effectiviteitsverwachting (nut van gewenst gedrag inzien en haalbaar achten), attitude en sociale steun, die leiden tot een gedragsintentie. Kennis kan deze determinanten ondersteunen, terwijl barrières belemmerend kunnen werken. Er waren 22 respondenten op de vragenlijst, afkomstig uit 4 verschillende typen instellingen: een klassiek verpleeghuis, 2 gecombineerde verpleeg/verzorgingshuizen, en een psychogeriatrisch verpleeghuis. De lijst bevatte naast algemene vragen over het werk van de respondenten, een kennisvraag over de transmissie van norovirus en 46 vragen over nut en haalbaarheid van maatregelen specifiek bedoeld voor verzorgenden tijdens een uitbraak, gebaseerd op de LCI-richtlijn Calicivirusinfecties. (3) De vragenlijst diende als leidraad voor de focusgroepgesprekken die daarop volgden. In de focusgroep-gesprekken werden ook onderwerpen als attitude, sociale steun en barrières besproken. De meeste respondenten hadden een MBO middelbaar beroepsonderwijs (middelbaar beroepsonderwijs) 3- of MBO 4-opleiding gevolgd, een kleiner aantal een HBO hoger beroepsonderwijs (hoger beroepsonderwijs)-opleiding en er waren stagiaires. Alle respondenten vonden het onderwerp relevant, vanwege eigen ervaring met uitbraken en de kwetsbaarheid van de bewoners. De kennis over norovirustransmissie wisselde: 27,3% kende niet alle transmissieroutes; 22,7% wist niet van verspreiding via de lucht, 18,1% wist niet van verspreiding via voeding en 13,6% wist niet van verspreiding via kleding en lakens. De minst nuttige maatregelen vond men het gebruik van mond/neusmaskers, het niet opplakken van kunstnagels, het vermijden van persen van lucht uit een waterdichte waszak en het weggooien van mogelijk door braken besmet materiaal. De minst haalbaar maatregel vond men het voortdurend bij zich hebben van een mond/neusmasker en het wassen van kleding op 90 °C .

De groep met de meeste ervaring met norovirusuitbraken en de groep met het laagste opleidingsniveau achtten de haalbaarheid van de maatregelen opvallend minder hoog dan de groep HBO-ers. De belangrijkste stimulans voor het uitvoeren van hygiënische handelingen was het beschermen van de eigen gezondheid en die van de eigen gezinsleden. Gevolgd door het willen beschermen van de gezondheid van patiënten/bewoners. Veel respondenten vinden de werkdruk tijdens een uitbraak erg hoog en ervaren empathische betrokkenheid van leidinggevenden op zo’n moment als positief. Ten slotte, ten aanzien van de vorm en inhoud van de film, gaven de focusgroepleden aan dat de film kort moet zijn, de getoonde maatregelen moeten haalbaar en praktisch uitvoerbaar zijn en ze moeten op een natuurlijke manier in scene gezet worden.

 

Fase B: Productie film

De acteurs in de film waren zorgmedewerkers om herkenbaarheid bij de doelgroep te vergroten. Een adviseur infectiepreventie was aanwezig bij de opnames. Niet alle maatregelen uit de richtlijn konden worden verfilmd. De kernboodschap ging over de transmissie van norovirus en het nut en de haalbaarheid van basale, zelf toepasbare maatregelen zoals handen wassen en gebruik van mondkapjes. Daarnaast was er aandacht voor motiverende factoren zoals erkenning van werkdruk, ondersteuning door leidinggevenden en bescherming van jezelf en je gezinsleden.

 

Figuur 2 Filmbeeld: in braaksel zit norovirus en bij braken is sprake van aerosolvorming. Een belangrijke doelstelling van de film was het opfrissen van de kennis van virustransmissie routes in de praktijk

 

Fase C: Toepassing en effectevaluatie

De film werd vertoond in 4 instellingen waar een norovirusuitbraak gaande was en extra hygiënemaatregelen nodig waren. Een tot 2 weken na het vertonen van de film kregen de verzorgenden een vragenlijst toegestuurd en werden de teamleiders of afdelingshoofden geïnterviewd. De vragen gingen over de waardering van de film en het beoordelen van eigen handelen naar aanleiding van stellingen. Ook werden opnieuw vragen gesteld over transmissie van norovirus en het nut en de haalbaarheid van de meest relevante maatregelen.

De film kreeg gemiddeld een 8 (range 6-10). Dertig (94%) van de 32 respondenten zouden een collega aanraden de film te zien, 29 respondenten (91%) begrepen beter hoe norovirus verspreid wordt, 28 (88%) begrepen beter hoe de maatregelen genomen moeten worden, 26 (81%) wisten beter hoe zichzelf en anderen te beschermen, en 20 (67%) gaven aan de handen beter te wassen. Eenentwintig respondenten (66%) praatten meer over hygiënisch werken met collega’s en 3 respondenten (9%) zeiden niets wijzer te zijn geworden. Bij de vragen over nut en haalbaarheid van de meest relevante maatregelen hebben we de resultaten uit de voormeting kunnen vergelijken met die in de evaluatie (tabel 1). Vanwege de kleine groepen is een beschrijvende en geen statistische analyse uitgevoerd. Opvallend was dat in de nametingsgroep de gepercipieerde haalbaarheid van maatregelen procentueel hoger ligt dan in de voormetingsgroep (tabel 1), die een recente gastro-enteritisuitbraak hadden gehad. Verder bleek het gebruik van mond/neusmaskers en weggooien van mogelijk besmet voedsel in beide groepen de minst haalbare maatregel.
 
 

Maatregel

Voormeting wel nuttig
(n /N) (%)

Nameting wel nuttig
(n /N) (%)

Voormeting wel haalbaar
(n /N) (%)

Nameting wel haalbaar
(n /N) (%)

Draag geen sieraden

17/20 (85%)

29/30 (93%)

15/17 (88%)

29/29 (100%)

Draag korte mouwen

17/20 (85%)

27/32 (84%)

15/18 (83%)

28/30 (93%)

Zorg ervoor altijd een mondneus masker bij de hand te hebben voor het geval iemand plotseling gaat braken

17/21 (81%)

29/32 (91%)

4/16 (25%)

20/30 (67%)*

Draag een mondneus masker bij een patiënt die gebraakt heeft

14/20 (70%)

31/32 (97%)*

10/18 (56%)

31/31 (100%)*

Vermijd het wapperen met gebruikte lakens bij het opmaken van bedden

17/19 (90%)

32/32 (100%)

15/19 (79%)

26/30 (87%)

Doe het gebruikte linnengoed ter plaatse in waterdichte waszakken en duw bij het sluiten geen lucht uit de zak

15/19 (79%)

29/31 (94%)*

12/18 (67%)

25/31 (97%)

Doe incontinentiemateriaal meteen in een plastic zak en sluit de zak zonder de lucht eruit te persen

19/20 (95%)

31/31 (100%)

16/19 (84%)

30/31 (97%)

Voedsel in ruimten waar gebraakt is moet men weggooien omdat dit mogelijk besmet is

17/21 (81%)

29/31 (94%)

11/18 (61%)

25/30 (83%)*

Totale grootte groep, dus wisselend aantal non-responders per vraag

22

32

22

32

*Verschil van meer dan 15% tussen wat de groepen in de voor- en nameting haalbaar vonden
 
Tabel 1 Oordeel verzorgenden over nut en haalbaarheid van maatregelen, conform de LCI-richtlijn Uitbraak Uitbraak Calicivirus in verpleeg en verzorgingshuizen, voor en na het bekijken van de film

Interviews met leidinggevenden leverde informatie over inzetbaarheid van de film tijdens een uitbraak. De DVD-speler in de huiskamer van bewoners bleek het beste medium te zijn om de film te vertonen omdat de computers op de afdelingen veelal niet geschikt waren om de film af te spelen. In alle 4 instellingen bleek dat het management de ochtendoverdracht het beste moment vond om de film te vertonen. Tijdens 4 andere uitbraken lukte het niet de film te tonen. Dit kwam door praktische belemmeringen: te late uitbraakmelding aan de GGD, late ontvangst van de film per post, het management nam (te) ruim de tijd om de film eerst zelf te beoordelen en het waren kortdurende uitbraken.

Conclusie

De film ‘Norovirus, je ziet het niet maar het is er wel’ lijkt een geslaagd middel te zijn om de bestrijding van norovirusuitbraken te ondersteunen. De film geeft, naast inhoudelijke informatie over de verspreiding van het virus, inzicht in het nut en de haalbaarheid van de bestrijdingsmaatregelen. Ook is de film goed inzetbaar tijdens een uitbraak. De film is verspreid onder de GGD’en en is te downloaden op de websites van GGD Rotterdam-Rijnmond en het RIVM. (4,5)

Wij danken alle projectgroepleden, verzorgenden, bewoners, en de collega’s van de afdeling Communicatie van de GGD Rotterdam-Rijnmond die hebben meegewerkt aan dit project voor hun enthousiasme en inzet! Speciale dank gaat uit naar de heer J. Straetemans en mevrouw H. van den Rotteveel, acteurs/verzorgenden van Schiehoven-Wilgenplas in Rotterdam.

Auteurs

A.M.L. Tjon-A-Tsien1, J.N. Breemer1, J.J. Bogerman1, C. Visser-Mol2, H.A.C.M. Voeten1


1. GGD Rotterdam-Rijnmond
2. Aafje, thuiszorg, huizen, zorghotels, locatie Schiehoven-Wilgenplas



Correspondentie

A.M.L. Tjon-A-Tsien | aml.tjon-a-tsien@rotterdam.nl


Literatuur

 
  1. de Vries, H., Dijkstra, M. & Kuhlman, P. (1988). Self-efficacy: The third factor besides attitude and subjectieve norm as a predictor of behavioral intentions. Health Education Research, 3, 273-282.
  2. Brug JHS, Kok G, Meertens RM risicomanagement (risicomanagement), van der Molen HT (2000). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. Assen, van Gorcum en company. BV.
  3. RIVM/CIB/LCI: Richtlijn Calicivirusinfecties. Bijlage 2: hygiënerichtlijn voor verpleeg en verzorgingshuizen
  4. “Norovirus, je ziet het niet maar het is er wel” film is te zien en te downloaden via You Tube en via www.ggd.rotterdam.nl/filmnorovirus
  5. http://www.rivm.nl/Bibliotheek/Algemeen_Actueel/Nieuwsberichten/2011/Norovirus_je_ziet_het_niet_maar_het_is_er_wel

 

Aanbevelingen voor de praktijk

Voor zorginstellingen voor ouderen:

Maak deze 8 minuten durende film onderdeel van de gastro-enteritis hygiëneprotocollen van de infectieziektenpreventiecommissies in zorginstellingen, vertoon de film bij uitbraken of in het voorseizoen na het ochtendrapport op de verpleegpost, maak de film onderdeel van opleiding/inwerkprogramma van nieuwe medewerkers.

Voor GGD’en:

Attendeer degene die melding doet van gastro-enteritis in een instelling, op de film

 

De projectgroep

Mw mevrouw (mevrouw). J. Bogerman, sociaal verpleegkundige, GGD Rotterdam-Rijnmond

Mw. drs. J. Breemer, projectsecretaris, GGD Rotterdam-Rijnmond

Dhr de heer (de heer). dr. R. van Baalen, specialist ouderengeneeskunde, Laurens zorggroep

Mw. T. Daha, Werkgroep Infectie Preventie

Dhr. dr. Ir. E. Duizer, Laboratorium voor Infectieziekten en screening/ sectiehoofd enterale virussen, RIVM

Mw. D. Heersma, sociaal verpleegkundige, GGD Den Haag

Mw. M. Messemaker, ziekenhuishygieniste, Sint Franciscus Gasthuis, Rotterdam

Dhr. P. Molenaar, ziekenhuishygiënist, Landelijk Centrum voor Hygiëne en Veiligheid,

Mw. dr. A. Tjon-A-Tsien, arts maatschappij en gezondheid/infectieziektebestrijding, projectleider, GGD Rotterdam-Rijnmond

Mw. C.Visser- Mol, specialist ouderengeneeskunde, Aafje thuiszorg, huizen, zorghotels, locatie Schiehoven-Wilgenplas (tevens de filmlocatie)

Mw. M. Wegman, teamleider, Aafje thuiszorg, huizen, zorghotels, locatie Schiehoven-Wilgenplas