Overzicht van bijzondere meldingen, clusters en epidemieën van infectieziekten in binnen- en buitenland

content

Auteur(s): P. Bijkerk

Infectieziekten Bulletin: februari 2015, jaargang 26, nummer 2

Binnenlandse signalen

Stand van zaken griepepidemie 

De afgelopen 10 weken lag de IAZ influenza-achtig ziektebeeld (influenza-achtig ziektebeeld) (influenza-achtig ziektebeeld)-incidentie boven de epidemische drempel (51 IAZ-patiënten per 100.000 ingeschreven patiënten). De IAZ-incidentie van week 6 2015 was 153 per 100.000 ingeschreven patiënten (Figuur 1). Zoals gebruikelijk zien de huisartsen vooral jonge kinderen van 0-4 jaar, maar de laatste weken neemt het aantal bezoeken van 65-plussers met griepverschijnselen ook opvallend toe. In de 35 afgenomen IAZ-monsters werd 17 maal (49%) influenzavirus gedetecteerd: 4 maal type A(H1N1)pdm09, 9 maal type A(H3N2) en
4 maal type B (Yamagatalijn). Daarnaast werd 4 maal (11%) RSV Respiratoir Syncytieel Virus (Respiratoir Syncytieel Virus) en 3 maal (9%) rhinovirus gedetecteerd. In de 30 afgenomen ARI acute respiratoire infectie (acute respiratoire infectie) (acute respiratoire infectie)-
monsters werd 8 maal (27%) influenzavirus gedetecteerd: 6 maal type A(H3N2) en 2 maal type B (Yamagatalijn). Daarnaast is op basis van syndroomsurveillance de totale sterfte in Nederland verhoogd (alle oorzaken), voornamelijk in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder. De sterfte is wel vaker verhoogd in de winter en tijdens griepseizoenen (bijvoorbeeld seizoen 2011/2012 en 2012/2013). De sterfte is dit jaar eerder verhoogd dan in de voorgaande 5 winter-seizoenen. Ook de pneumonieprevalentie is verhoogd. Pneumonie-prevalentie is het hoogste bij mensen boven de 65 jaar. (Bronnen: NIVEL, RIVM, ErasmusMC, CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek))


 

Figuur 1 Incidentie van IAZ


Verhoogde incidentie van norovirus

In de Virologische Weekstaten van het RIVM is vanaf week 43 van 2014 een stijging in de incidentie van norovirus te zien. Deze stijging zet door tijdens het winterseizoen. Sinds het begin van de dataverzameling in 2006 is het aantal positieve uitslagen voor norovirus in de Virologische Weekstaten nog nooit zo hoog geweest, vergeleken met dezelfde periode in eerdere jaren.

Cijfers uit de NIVEL Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg)-surveillance laten zien dat het aantal patiënten dat de huisarts raadpleegt vanwege maagdarminfecties normaal is voor de tijd van het jaar. Gedurende de winters van 2013 en 2014 was de meest voorkomende variant GII.4 Sydney 2012, recombinant polymerase GII.e. Sinds kort is dit niet meer het geval. In de tot nu toe geanalyseerde monsters van november en december 2014 betreft het in 53 van de 79 gevallen GII.4 Sydney 2012, recombinant polymerase GII.4 2010. In het capside van deze variant zijn een aantal veranderingen opgetreden maar dit is nog niet voldoende om te spreken van een nieuwe variant, vandaar nog steeds de aanduiding Sydney 2012. Mogelijk gedraagt het virus zich epidemiologisch wel als een nieuwe variant door de recombinatie. (Bron: RIVM, NIVEL)

Buitenlandse signalen

Ebola in West-Afrika

Op 18 januari is Mali officieel ebolavrij verklaard, nadat 42 dagen zijn verstreken sinds de laatste patiënt negatief werd getest op 6 december 2014. Wereldwijd zijn er per 18 januari 2015 21.724 ebolapatiënten, waarvan 8.642 overleden (40%). Zowel in Liberia, Sierra Leone en Guinee is sprake van een dalende incidentie. In de 3 landen met intensieve transmissie zijn in totaal 828 ebolabesmettingen onder gezondheidswerkers gemeld, waarvan 499 overleden. De incidentie van de infecties bij gezondheidswerkers is afgenomen in Liberia en Sierra Leone, maar toegenomen in Guinee sinds december 2014. Zie voor actuele informatie rivm.nl/ebola. (Bronnen: WHO World Health Organization (World Health Organization), RIVM)

Tweede geval van aviaire influenza-A(H5N6)-infectie in China

Op 23 december 2014 werd de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) door China ingelicht over een tweede gedocumenteerde patiënt met een aviair influenzavirus-A(H5N6)-infectie. Het gaat om een 58-jarige man uit Guangzhou in de zuidelijke Chinese provincie Guangdong. De man heeft contact gehad met levend pluimvee via het bezoeken van pluimveemarkten. Nauwe contacten van de man vertoonden geen symptomen. Laagpathogene aviaire influenzavirus-A(H5N6)-stammen werden al eerder gevonden in wilde vogels in verschillende landen wereldwijd. (Bronnen: WHO, ProMed)

Aviaire influenza A(H5N1) in Egypte

Het European Center for Disease Prevention and Control (ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (European Centre for Disease Prevention and Control)) heeft een risico-inventarisatie uitgebracht over een toename van het aantal humane infecties met aviaire influenza A(H5N1) in Egypte. Er waren 29 patiënten met een laboratoriumbevestigde infectie in 2014 in Egypte, waarvan 11 patiënten zijn overleden. In 2015 zijn er tot nu toe enkele patiënten gemeld. De gerapporteerde patiënten hadden allen directe blootstelling aan geïnfecteerd pluimvee, en wonen voornamelijk in de landelijke gebieden in het zuiden van het land, waar dorpelingen pluimvee aan huis houden en dit zelf slachten. (Bronnen: ECDC, ProMed)

Wondbotulisme onder injecterende drugsgebruikers

De Noorse gezondheidsautoriteiten meldden op 29 december een geval van wondbotulisme bij een injecterende drugsgebruiker. Op 9 januari meldden gezondheidsautoriteiten in Schotland
3 injecterende druggebruikers met mogelijk wondbotulisme. De patiënten zijn opgenomen in het ziekenhuis en worden behandeld. Wondbotulisme bij injecterende drugsgebruikers kan ontstaan als bestanddelen van drugs gecontamineerd zijn met sporen van Clostridium botulinum. Hoewel heroïne verhit moet worden om geïnjecteerd te kunnen worden, is verhitting niet voldoende om de sporen te inactiveren. Afgelopen jaren is er in Europa vaker wondbotulisme onder drugsgebruikers gemeld. (Bronnen: EWRS early warning response system (early warning response system), Folkehelseinstituttet, NHS Greater Glasgow and Clyde)


 

Figuur 2 Overzicht van influenza-acitiviteit in Europa


Influenza-activiteit in Europa

In de meeste Europese landen is de intensiteit van de influenza-activiteit nog steeds laag, maar het aantal landen met verhoogde influenza-activiteit neemt de laatste weken wel toe in vergelijking met voorgaande weken (Figuur 2). Behalve Nederland hebben 6 van de 35 rapporterende landen een medium influenza-activiteit in week 1 gerapporteerd (Albanië, IJsland, Malta, Portugal, Zweden en Verenigd Koninkrijk). Het percentage positieve influenzamonsters dat is afgenomen door huisartsen was in week 1 16% (in week 52 17%), maar was hoger in westelijke delen van Europa (26%). In het noordelijk halfrond domineert het influenzavirustype A(H3N2) in de monsters die zijn afgenomen door de huisartsen en de ziekenhuizen. Ook in andere Europese landen vallen 69% van de in seizoen 2014/2015 genetisch gekarakteriseerde virussen in genetische subgroepen die antigene driftvarianten bevatten vergeleken met de H3N2-component in het vaccin. De circulerende influenzavirussen die in Europa zijn aangetoond zijn allemaal gevoelig voor antivirale middelen oseltamivir en zanamivir. In enkele Europese landen, waaronder Nederland, is verhoogde totale sterfte (alle oorzaken). (Bronnen: ECDC, EuroMOMO.)

Auteur

P. Bijkerk, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven

Correspondentie
paul.bijkerk@rivm.nl