Het is voor het eerst dat onderzoekers in de milt en lever van mensen titaniumdioxide deeltjes hebben gevonden. Voor de gevonden gehaltes in de lever is de veiligheidsmarge kleiner dan gewenst volgens bestaande risicobeoordelingsmethoden. Daarom kan niet worden uitgesloten dat het gebruik van titaniumdioxide tot nadelige effecten aan de lever leidt. Voor de milt worden geen gezondheidseffecten verwacht. Vanwege onduidelijkheid over gezondheidseffecten, het veelvuldige gebruik van titaniumdioxide en bezorgdheid bij publiek wordt verder onderzoek aanbevolen.

Onderzoekers van het RIVM en RIKILT hebben voor het eerst titaniumdioxide deeltjes aangetoond in de lever en milt van mensen. De resultaten van het onderzoek, in opdracht van de NVWA Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit), zijn onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift ‘Particle and Fibre Toxicology’. Titaniumdioxide is een veelgebruikte, witte kleurstof die wordt toegepast in bijvoorbeeld tandpasta, crèmes en voedingsmiddelen. Het voedingsadditief E171 bestaat uit titaniumdioxide deeltjes, waarvan een deel kleiner is dan 100 nm. De titaniumdioxidedeeltjes zijn aangetroffen in de lever en milt afkomstig van personen die hun lichaam ter beschikking van de wetenschap hebben gesteld. De organen zijn verstrekt door het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU Universitair Medisch Centrum Utrecht (Universitair Medisch Centrum Utrecht)). Meer dan 24% van de deeltjes was kleiner dan 100 nm.

De concentratie van titaniumdioxide deeltjes in lever en milt is eerder met behulp van een wiskundig model uitgerekend op basis van de geschatte blootstelling via voeding, supplementen en tandpasta (zie Signaleringsbrief KIR kennis- en informatiepunt risico’s van nanotechnologie (kennis- en informatiepunt risico’s van nanotechnologie)-nano 2016 nummer 3). De nu gemeten concentraties zijn vergelijkbaar (milt) of iets hoger (lever) dan die modelschatting. De concentratie van titaniumdioxidedeeltjes zoals gevonden in de lever van de mens leidde bij proefdieren nog niet tot gezondheidseffecten. De concentratie is echter wel hoger dan wat voor de mens veilig wordt geacht door het RIVM. Hierbij is rekening gehouden met mogelijke verschillen in gevoeligheid tussen mens en dier en tussen mensen onderling. Deze unieke metingen in menselijke levers bevestigen de eerdere conclusie dat niet uitgesloten kan worden dat het gebruik van titaniumdioxide tot nadelige effecten in de lever kan leiden. Daardoor is het niet zeker of het huidige gebruik veilig genoeg is. Voor de milt worden geen gezondheidseffecten verwacht.

KIR/RIVM overweging:

Er is de laatste jaren veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de mogelijke, nadelige gezondheidseffecten van titaniumdioxide. Als voedingsadditief wordt titaniumdioxide echter al lange tijd toegepast en, min of meer om die reden, als veilig beschouwd door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA Europese Voedselveiligheidsautoriteit (Europese Voedselveiligheidsautoriteit)). Ook geeft EFSA in de recente her-evaluatie van titaniumdioxide als voedingsadditief (E171) in 2016 aan dat zij op basis van de beschikbare informatie geen reden tot zorg zien. Desondanks kan volgens EFSA geen acceptabele dagelijkse inname (ADI aanvaardbare dagelijkse inname (aanvaardbare dagelijkse inname)) afgeleid worden. Dit komt omdat er geen dierstudie is waarin het effect van (goed gekarakteriseerd en voor voedsel relevant) titaniumdioxide op de voortplanting is onderzocht.

Eerder is al aangetoond dat titaniumdioxide nanodeeltjes slecht verwijderd worden uit het lichaam, en daardoor kunnen stapelen in organen als de lever en de milt. Juist daarom is onderzoek naar langdurige blootstelling belangrijk om gezondheidseffecten te kunnen vaststellen. Voor een risicobeoordeling ziet het RIVM graag een dierstudie waarin een blootstelling van 90 dagen wordt uitgevoerd met goed gekarakteriseerd en voor voedsel relevant titaniumdioxide en waarbij titaniumniveaus in relevante organen worden geanalyseerd. De langstdurende studie als basis voor risicobeoordeling is nu 30 dagen.

Naast de zorg over mogelijke effecten op de lever bij langdurige inname, die voortkomt uit het onderzoek van het RIVM, zijn er ondertussen ook zorgen ontstaan over mogelijke effecten op de darm. Een onderzoek van het Franse Nationaal Instituut voor Landbouwonderzoek (INRA) veroorzaakte vorig jaar onrust omdat het een mogelijke relatie legde tussen de orale blootstelling aan het voedingsadditief titanium dioxide (E171) en het ontstaan van dikkedarmkanker. Hoewel aan die studie geen conclusies konden worden verbonden, vestigde zij wel aandacht op mogelijke gezondheidsrisco’s door orale inname van titaniumdioxide. Als gevolg riep een aantal samenwerkende ngo’s in juli 2017 in een open brief de Franse regering op om de toepassing van titaniumdioxide nanodeeltjes in E171 in voeding uit voorzorg te verbieden. Ook verschillende Franse consumentenorganisaties, zoals ‘60 millions de consommateurs’ (september 2017), lijkt een verbod op titanium dioxide in voeding uit voorzorgsprincipe verstandig.

De vondst van titaniumdioxidedeeltjes in organen van de mens brengt de risicobeoordeling een stap verder. Er is nu analytisch bevestigd wat eerder met een model is geschat. Over die schatting was eerst nog veel onzekerheid. Uit de studie blijkt niet hoe de blootstelling aan titaniumdioxide heeft plaatsgevonden, maar het is aannemelijk dat blootstelling via inslikken (voeding, tandpasta, voedingssupplementen) hier nagenoeg de enige bijdrage aan heeft geleverd. De studie roept de vraag op of een dergelijke ophoping van deeltjes schade kan veroorzaken.

De onduidelijkheid over eventuele gezondheidseffecten van titaniumdioxide en de mogelijke mechanismen die hierbij een rol spelen, maar ook het veelvuldige gebruik van titaniumdioxide in voeding en de bezorgdheid hierover bij het publiek, laten zien dat verder onderzoek relevant is. Vooral de genoemde dierstudie met langdurige blootstelling verdient aanbeveling. Hierbij zou met name aandacht geschonken moeten worden aan de mogelijke effecten op de darm, de lever en de voortplanting.