Go to abstract

Samenvatting

Op verzoek van de Gezondheidsraad heeft het RIVM onderzoek gedaan naar de samenhang tussen ziekten, beperkingen en maatschappelijke participatie. De uitkomsten van dit onderzoek laten er weinig twijfel over bestaan dat ziekte de deelname aan het maatschappelijke leven flink vermindert. Dit hangt vooral samen met functionele beperkingen die gepaard gaan met ziekten. Zo neemt het verrichten van vrijwilligerswerk sterk af bij die aandoeningen die de mobiliteit aantasten, zoals een beroerte of aandoening van het bewegingsapparaat. Vaak gaat echter de persoonlijke betrokkenheid bij de samenleving wel door. Mensen met een psychische aandoening participeren het minst. Dit geldt bovendien voor alle vormen van participatie, ook voor bijvoorbeeld het onderhouden van contacten. Epidemiologische verkenningen laten een toename zien van chronische ziekten, waarmee in principe ook mogelijkheden voor participatie verminderen. Deze toename van aandoeningen lijkt echter niet iin op iin gepaard te gaan met een toename van beperkingen. Kennelijk slaagt men er steeds beter in beperkingen terug te dringen. Als deze trend doorzet, verbeteren tegelijkertijd de participatiemogelijkheden van ouderen en chronisch zieken. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van drie onderzoeken bij ouderen van 55 jaar en ouder: het 'Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek' van het Sociaal en Cultureel Planbureau, de 'European Study of Adult Well-being' van de UvA, en de 'Longitudinal Ageing Study Amsterdam' van de VU. Deze onderzoeken bevatten zowel informatie over ziekten en beperkingen als over maatschappelijke participatie. Bij maatschappelijke participatie gaat het om persoonlijke betrokkenheid bij de samenleving (zoals recreatieve en culturele activiteiten), en om participatie met een direct maatschappelijk nut (zoals betaalde arbeid en vrijwiligerswerk).

Abstract

The Health Council of the Netherlands asked the National Institute for Public Health and the Environment to examine the relationship between diseases, disabilities and social participation. The analyses leave little room for doubt: chronic diseases reduce social participation substantially. This is mainly due to disabilities that people with chronic diseases experience. Volunteering in jobs or giving informal care, for example, are strongly reduced in people with diseases that effect mobility, such as stroke or musculoskeletal diseases. In most cases, however, more personal forms of participation have not diminished. People with mental diseases experience the most participation problems without exception, even including social contacts. Epidemiological prognoses show an increase of chronic diseases in the future and thus a reduced potential for participation. This increase in chronic diseases, however, does not seem to be accompanied by an equal increase in functional disabilities. Evidently, we are succeeding more and more in reducing disabilities. If this trend continues, the possibilities of social participation for the elderly and chronically ill will increase at the same time. Three studies - the 'Amenities and Social Services Utilization Survey' (AVO), the European Study on Adult Well-being (ESAW) and the Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA)- supplied us with information on people of 55 or older. These studies contain information on both diseases and social participation. Social participation is defined as personal involvement with society (as recreational or cultural activities) and participation with a direct benefit for society (as paid jobs and volunteer work).

Resterend

Grootte
244KB