Go to abstract

Samenvatting

Het RIVM heeft voor de tweede keer de prestaties van de Nederlandse downsyndroom-screeninglaboratoria geanalyseerd, en wel over het jaar 2010. Hieruit blijkt dat de tests naar behoren zijn uitgevoerd. De screening bestaat formeel sinds 1 januari 2007 en omvat een test op twee parameters uit bloed en een nekplooimeting. Met de evaluatie wordt voldaan aan de opdracht aan het referentielaboratorium om de kwaliteit van de screening te bewaken. Voor de analyse hebben de zeven screeningslaboratoria, verspreid over Nederland, die de bloedtests uitvoeren, hun data over 2010 beschikbaar gesteld. Eén daarvan is het referentielaboratorium, dat is ondergebracht bij het RIVM. Algemene bevindingen In 2010 zijn in totaal 50.494 screeningstests afgenomen; dit betekent dat 26,8 procent van de zwangeren een dergelijke test laat uitvoeren (iets meer dan in 2009). De leeftijd waarop de test het vaakst wordt afgenomen ligt tussen 32 en 33,5 jaar (mediane leeftijd). Het percentage zwangeren dat volgens de screeningtest een hoog risico loopt op een kind met het Downsyndroom ligt rond de 6%. De prestaties van de laboratoria voldeden in het algemeen aan de kwaliteitseisen, en vielen bovendien allemaal binnen de internationale kwaliteitsnormen (UK NEQAS). Analyse bloedtests en nekplooimeting Verder zijn de gemiddelde concentraties (van de eiwitten PAPP-A en hCG-beta) van de bloedtests geëvalueerd, evenals de uitslagen van de nekplooimeting. Uit die analyse blijkt dat ze voldoen aan de kwaliteitscriteria die voor de screentests zijn opgesteld. Aanbevolen wordt onder andere om de instellingen van de kansberekeningssoftware van de laboratoria te evalueren, en daarbij nadrukkelijk aan te geven hoeveel van de kinderen die met downsyndroom zijn geboren, met de test zijn gedetecteerd. Een andere aanbeveling is om de screening naar andere chromosomale afwijkingen, te weten trisomie 13 en 18 in de evaluatie mee te nemen.

Abstract

This is the second report on the performance of Dutch screening laboratories pertaining to Down's syndrome screening. Data were kindly provided by the seven screening laboratories, and the evaluation was performed at the RIVM (housing the reference laboratory). The main purpose of this evaluation was to provide the annual (2010) number of screening tests (50,494), the participation rate of the pregnant population (26.8%), the median age of the participating pregnant women (32-33.5 years) and to give an impression of the proportion of high risk results for several regions (AMC-laboratory; 7.6%, RIVM-laboratory; 4.7%, VUMC laboratory; 7.2% and Rijnstate and MUMC laboratory; 5.9%). As was the case in 2009, there was a notable difference in the gestational age at blood sampling (at about 10 weeks in some regions and 12 weeks in others). The analytic performance was analysed by evaluating the concentrations of the serum parameters (pregnancy-associated plasma protein A; PAPP-A), the free ß subunit of human choriongonadotropin (fß hCG) and the nuchal translucency (NT) measurement and secondary parameters, showing that mostly, these parameters were according to quality standards during 2010. As data of two other quality control programmes - that all laboratories participate in - were also according to standards, we conclude that no major problems occurred in 2010. Recommendations based on the conclusions of this report include a thorough evaluation of the settings of risk estimation software and an evaluation of the detection rates and false positive rates for Down syndrome, applying fixed targets for the evaluation. If possible, the evaluation will be performed using the national prenatal screening database, 'Peridos'.

Resterend

Grootte
424KB