Mensen met minder weerstand zijn vatbaarder voor infectieziekten. Dit geldt dus ook voor infecties die van dieren op mensen kunnen worden overgedragen. Deze risicogroep wordt in de literatuur samengevat als ‘YOPI': Young, Old, Pregnant, immunosuppressed.  Dat staat voor: jonge kinderen, ouderen, zwangeren en immuungecompromitteerden. Daarnaast is er een aantal risicoberoepen.

Jonge kinderen

Het immuunsysteem van kinderen, en zeker baby’s, is nog niet optimaal in staat om zich te verweren tegen ziekteverwekkers. Bovendien zijn de gevolgen van eventuele ziekte bij jonge kinderen snel erger dan bij gezonde volwassenen. Een baby kan bijvoorbeeld heel snel uitgedroogd raken van diarree. Een baby die al zijn vaccinaties gehad heeft of heel lang moedermelk drinkt, kan nog heel gevoelig zijn voor allerlei soorten infectieziekten.

Ouderen

Zoals het hele lichaam ouder wordt, wordt ook het immuunsysteem ouder. Het zal niet meer optimaal functioneren.

Zwangeren

Zwangeren kunnen een verminderde weerstand hebben door de zwangerschap. Maar vooral de ongeboren baby is nog heel erg gevoelig voor sommige ziekten. Ook al wordt de baby in principe goed beschermd in de buik van de moeder, er zijn toch ziekteverwekkers die via de moeder, door de placenta, het kind bereiken. Sommige van die ziektes veroorzaken geen ziekte bij de moeder zelf maar zij kunnen wel schade aan het ongeboren kind toebrengen. Afhankelijk van het soort ziekteverwekker en het moment in de zwangerschap kan de schade meer of minder ernstig zijn.

Meer informatie over zwangerschap en infectieziekten kunt u op deze website vinden.

Immuungecompromitteerden

Dit zijn mensen bij wie het immuunsysteem niet goed functioneert. Dit kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden doordat mensen ernstig ziek zijn. Het kunnen ook mensen zijn die medicijnen moeten slikken om de afweer te onderdrukken. Dergelijke medicijnen worden gebruikt om de soms kwalijke bijeffecten van een heftige infectie te onderdrukken, bij sommige chronische ontstekingen, maar ook bijvoorbeeld na transplantaties. Ook chemokuren en bestraling bij de behandeling van kanker onderdrukken de weerstand.

Risicoberoepen

In veel beroepen hebben mensen contact met dieren of met dierlijke producten. Ook zijn er beroepsgroepen die op andere wijze mogelijk in contact komen met de ziekteverwekkers die van dieren afkomstig zijn.
Voorbeelden van dergelijke beroepen/mensen zijn: veehouders, kennelhouders, manegehouders, mensen die in dierenwinkels werken, dierenartsen, vee-verloskundigen, slagers, slachters, schapenscheerders, mensen in de leerverwerking, vissers, mensen in de visverwerkende industrie, garnalenpellers, boswachters, jagers, preparateurs, loonwerkers in de veehouderij, inseminators, chauffeurs van diertransporten, kippenrapers, rattenvangers, gemeentewerkers die veel buiten werken aan plantsoenen of aan de slootkant, mensen die aan het riool werken, duivenmelkers, en dierentuinpersoneel.

Kijk voor uitgebreide informatie over beroeps gebonden infectieziekten op de website KIZA (Kennissysteem Infectieziekten en Arbeid). 

Ziektes van risicogroepen

Mensen uit risicogroepen hebben ofwel meer last wanneer ze een zoönose oplopen, ofwel ze lopen beroepshalve meer risico door meer contact met dieren of dierlijke producten om een zoönose op te lopen dan mensen van andere beroepen.

Aan welke ziektes moeten mensen uit risicogroepen speciaal denken?

De YOPI ’s zijn uiteraard gevoeliger voor alle zoönosen, maar er zijn een aantal ziektes waar extra nadruk op wordt gelegd:

  • Baby’s, tot één jaar, zijn zeer gevoelig voor botulismesporen, zelfs in hele kleine hoeveelheden. Het wordt daarom afgeraden om kinderen tot één jaar honing te geven.

  • Jonge kinderen en ouderen zijn zeer gevoelig voor uitdroging. Besmettingen van voedsel met diarree verwekkende bacteriën zoals Salmonella, Campylobacter en E.coli kunnen ernstige gevolgen hebben. Zorg voor goede keukenhygiëne en de juiste bewaartemperatuur van voedsel. Verhit voedsel goed door en eet geen rauwe eieren (bijvoorbeeld verwerkt in mayonaise, bavarois of chocolademousse).

  • Een vervelende maar meestal redelijk onschuldige diarreeverwekker als Cryptosporidium kan bij hiv humaan immunodeficientievirus (humaan immunodeficientievirus)-geïnfecteerden veel ernstiger en langduriger problemen veroorzaken. Goede persoonlijke hygiëne, uiterste hygiëne in de keuken en een weloverwogen contact met dieren zijn van het grootste belang voor alle mensen met verminderde weerstand.

  • Zwangere vrouwen moeten extra beducht zijn op Toxoplasma-infecties en op Listeria-infecties, vanwege de grote risico’s voor het ongeboren kind. Eet geen rauwmelkse producten, verhit voedsel goed door, eet geen rauw vlees (bijvoorbeeld tartaar, carpaccio, biefstuk die nog rood is, ossenworst, filet américain) of voorverpakte gerookte vis (bijvoorbeeld gerookte zalm), zorg voor goede hygiëne in de keuken, was groente en fruit uitgebreid met schoon water. Verschoon niet zelf de kattenbak. Gebruik tuinhandschoenen en was de handen zorgvuldig na het tuinieren. Assistentie bij het lammeren van schapen en geiten kan beter niet door zwangere vrouwen verleend worden. Meer informatie is te vinden op de website van de Gezondheidsdienst voor Dieren. Behalve Toxoplasma- en Listeria-infecties komen ook Chlamydia en Q-koorts bij deze dieren met enige regelmaat voor. Besmetting met deze ziekteverwekkers kan ernstige gevolgen hebben voor het ongeboren kind.

De beroepsgebonden ziekten zijn zeer afhankelijk van het soort beroep dat wordt uitgeoefend. Een ringworm-infectie komt bijvoorbeeld bij bijna de helft van de dierenartsen wel eens voor. Mensen die veel in contact komen met landbouwhuisdieren zouden bij vage griepachtige verschijnselen ook moeten denken aan de mogelijkheid van Q-koorts. Deze bacterie wordt zeker in de lammer- en kalvertijd in grote hoeveelheden uitgescheiden.
Met name slachthuispersoneel en mensen die werken in de visverwerkende industrie lopen het risico op een infectie met Erysipelothrix (vlekziekte, visroos).
Voor allen die beroepsmatig met dieren of dierlijke producten in aanraking komen geldt: draag indien mogelijk beschermende kleding, zorg voor goede persoonlijke hygiëne, zorg voor ontsmetting indien nodig en ken de momenten waarop extra risico gelopen wordt, bijvoorbeeld in de kalver- of lammertijd. Bij ziekte of twijfel: consulteer een huisarts en vertel op wat voor manier u denkt dat uw beroep of de omgang met dieren met de ziekte te maken kunnen hebben.