Projectleider: Dr.ing. H.A. Banus
Uitvoering: 2011-2014
Chemische stoffen kunnen zich in het menselijk lichaam heel
verschillend gedragen. Soms worden ze snel afgebroken en
uitgescheiden, bijvoorbeeld via uitademing of via urine of
ontlasting. Sommige stoffen blijven (jaren)lang in het lichaam en
worden opgeslagen in vetweefsels of in botten. Bij een calamiteit
met chemische stoffen kan er sprake zijn van ernstige
gezondheidsbedreigende effecten voor getroffenen en hulpverleners.
Die gezondheidsbedreiging hangt ondermeer af van het gedrag van de
stoffen in het lichaam. Vaak is in het begin van een calamiteit
onvoldoende informatie beschikbaar om een goede inschatting van de
ernst van de situatie te maken. Daarom is er behoefte aan methoden
om snel het gedrag van stoffen en de mogelijke schadelijke effecten
te kunnen voorspellen, zodat goede behandelingsadviezen kunnen
worden gegeven en de benodigde medische capaciteit hiervoor beter
kan worden ingeschat. Ook in niet acute situaties is het belangrijk
om de beste aanpak te kiezen, bijvoorbeeld bij stoffen die anders
mogelijk op lange termijn schade kunnen veroorzaken. In dit project
zijn diverse modellen bestudeerd, aangepast, of nieuw ontwikkeld
voor het eenvoudiger en sneller kunnen voorspellen van het gedrag
van chemische stoffen in de mens.
Als eerste stap in het project is informatie verzameld over de soorten ongevallen waarbij mensen gevaarlijke chemische stoffen hebben binnen gekregen. In een periode van drie jaar tijd werden bijna 700 calamiteiten met chemische stoffen geanalyseerd. Daarbij vielen circa 850 gewonden, van wie bijna de helft in een ziekenhuis behandeld werd. In 10 gevallen was er sprake van een dodelijke afloop. In de meeste gevallen – circa 70% - gaat om verbrandingsproducten, vluchtige stoffen, en gassen zoals koolmonoxide die worden ingeademd. De indruk bestaat dat vergiftigingen vaker voorkomen, maar dat niet alle gevallen worden geregistreerd.
Ten tweede is gezocht naar geschikte modellen om het gedrag van chemische stoffen in het lichaam te voorspellen. Hoewel dergelijke modellen bestaan, worden deze in de praktijk weinig gebruikt omdat ze te stof-specifiek en te ingewikkeld zijn. In dit project zijn een paar van deze modellen aangepast met het doel ze voor veel voorkomende stoffen te kunnen gebruiken. Daarbij gaat het dan vooral om vluchtige organische stoffen die bijvoorbeeld in verven en sommige schoonmaakmiddelen zitten. Daarnaast heeft het RIVM nog een specifiek model aangepast voor een verbinding die veel in verf- en graffiti-verwijderaars zit. Deze modellen worden gebruikt door toxicologen die hiermee ziekenhuisartsen kunnen adviseren bij de besluitvorming over de behandeling in geval van een acute vergiftiging. Ook kan door de kennis die de modellen leveren betere nazorg worden verleend ná een calamiteit.
In de derde plaats is gekeken naar vergiftigingen door zware
metalen. Een voorbeeld is loodvergiftiging, die kan optreden bij
het werken met lood of bij het vrijkomen van grote hoeveelheden
lood bij calamiteiten, bijvoorbeeld in de glas-in-lood industrie en
bij de productie van accu’s. Door loodvergiftiging kunnen ernstige
klachten ontstaan, zoals bloedarmoede, maagdarm¬klachten en ziekten
van het zenuwstelsel. Ook hier is het doel om door het simuleren
van een loodvergiftiging en de behandeling daarvan in een model, de
beste behandelmethode te bepalen.
In dit project is intensief samengewerkt tussen RIVM, het
Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum van de Universiteit
Utrecht en instituten in de Verenigde Staten (Hamner Institute) en Engeland (West Midlands Poisons
Unit, Birmingham, UK).
Delen op: