Het is nu nog niet mogelijk om helemaal zonder resultaten uit dierproeven te beoordelen of chemische stoffen veilig zijn voor de mens. Er wordt wel veelbelovend onderzoek gedaan naar nieuwe, proefdiervrije methoden. Het RIVM heeft overzicht van de internationale wet- en regelgeving over de veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen én van proefdiervrije innovaties die voor dit doel kunnen worden ingezet. Het RIVM slaat daarbij een brug tussen de partijen betrokken bij de diverse stadia die een NAM doorloopt in het implementatietraject.

Daarom draagt het RIVM bij aan onderzoek en ontwikkeling van NAMs voor de veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen. Daarnaast geeft het RIVM advies aan de overheid over de toepassing van NAMs in de veiligheids- en risicobeoordeling. Ook deelt het RIVM zijn kennis in verschillende (inter)nationale organisaties en commissies die zijn betrokken bij de validatie, acceptatie en opname van NAMs in de regelgeving voor de veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen. 

Onderzoek veiligheids beoordeling met NAMs

Het RIVM onderzoekt hoe NAMs kunnen worden gebruikt om betrouwbare uitkomsten voor de beoordeling van veiligheid van chemische stoffen te verkrijgen. Het onderzoek sluit aan bij vragen die vanuit beleid en (inter)nationale wet- en regelgeving komen. Ook anticiperen we op toekomstige vragen.

Door de nauwe betrokkenheid bij wet- en regelgeving over de beoordeling van chemische stoffen kan het RIVM gericht inzetten op onderzoek en ontwikkeling van NAMs die voldoen aan de regulatoire behoefte. Het RIVM doet onderzoek in het laboratorium aan in vitro-modellen (celkweekmodellen) om schadelijke effecten op bijvoorbeeld het zenuwstelsel (neurotoxiciteit en neurodegeneratie) en de luchtwegen/longen te meten. Ook werkt het RIVM aan computermodellen voor het voorspellen van effecten van stoffen op basis van vergelijking met verwante stoffen waarvan al een veiligheidsevaluatie beschikbaar is, ofwel het groeperen van stoffen en read-across en het gebruiken van (kwantitatieve) structuur-activiteits-relaties (de zogenaamde (Q)SARs). Of computermodellen om blootstelling en de verspreiding van stoffen in het lichaam (kinetiek) te modelleren. Al het onderzoek wordt gefinancierd door het Strategisch Programma RIVM (SPR), de betrokken Nederlandse ministeries, en verschillende  onderzoeksprogramma's van de Europese Commissie.

Adviescommissies veiligheidsbeoordeling met NAMs

Het RIVM neemt deel aan adviescommissies voor de wet- en regelgeving over de beoordeling van chemische stoffen binnen ECHA European Chemicals Agency (European Chemicals Agency), EFSA Europese Voedselveiligheidsautoriteit (Europese Voedselveiligheidsautoriteit) en SCCS scientific committee on consumer safety (scientific committee on consumer safety). Deze adviescommissies spelen een belangrijke adviserende rol in het implementatietraject van NAMs. Ze hebben geen mandaat in de uiteindelijke beslissing over het wel of niet toelaten van nieuwe testmethoden. De adviescommissies werken vaak aan wetenschappelijke opinies of adviezen, zoals bijvoorbeeld voor NAMs, die zij opstellen voor de Europese Commissie. Deze adviezen kunnen ertoe leiden dat de wet- of regelgeving wordt aangepast. Daarnaast is het RIVM betrokken bij diverse adviescommissies, waaronder die van het EUROoCS (European Organ-on-Chip Society). 

Het RIVM-onderzoek en advies richt zich vooral op NAMs die toegepast kunnen worden voor de veiligheidsbeoordeling. Hieronder verstaan we het vaststellen van de schadelijke effecten, het inschatten van de risico’s en het bepalen van de veilige normen van blootstelling. Het RIVM doet dit onder andere voor chemische stoffen, voedselveiligheid, nanotechnologie, en medische hulpmiddelen:

Twee benaderingen: evolutie en revolutie

(Inter-)nationaal zijn er allerlei activiteiten en projecten aan de gang om het gebruik van dierproeven in de veiligheidsbeoordeling te vervangen of verminderen. Het RIVM onderscheidt hierin twee benaderingen. Eén benadering is de evolutie: de stapsgewijze opname van NAMs in de wettelijke kaders voor de veiligheidsbeoordeling. Dit proces strekt zich uit van onderzoek en ontwikkeling van NAMs tot validatie en opname van deze nieuwe methoden in de bestaande wetgeving. Evolutie-activiteiten hebben als doel om op korte termijn de opname van NAMs in dit proces versnellen. Een door alle betrokken partijen gedragen opname van NAMs in wet- en regelgeving vereist een goede afstemming van de verschillende rollen van organisaties, commissies, en stakeholders op internationaal niveau. 

De revolutie is de ontwikkeling van een geheel nieuwe werkwijze, waarbij de biologie en fysiologie van de mens het uitgangspunt is in plaats van het proefdier. Met revolutie-activiteiten wordt gewerkt aan de transitie naar de veiligheidsbeoordeling van de toekomst, die niet meer gebaseerd is op proefdieronderzoek. Hierbij is de beschrijving van de humane biologie leidend voor de ontwikkeling, selectie, en implementatie van een reeks van complementaire NAMs, waarvan de uitkomsten in een computermodel gecombineerd worden tot een integrale humane veiligheidsbeoordeling. Er lopen verschillende initiatieven en projecten die hieraan bijdragen. Ook voor de revolutie geldt dat internationale afstemming tussen alle partijen noodzakelijk is om de nieuwe benadering en werkwijze te accepteren en te komen tot betrouwbare informatie waarop besluitvorming mogelijk is.

De evolutie- en revolutiebenadering zijn onder andere beschreven in het RIVM-rapport New Approach Methodologies in de veiligheidsbeoordeling van consumentenproducten en voedsel. Hierin geeft het RIVM een overzicht van nieuwe, meestal proefdiervrije, methoden om de veiligheid van chemische stoffen in consumentenproducten en voedsel te beoordelen. Het Bureau Risicobeoordeling & onderzoek (BuRO) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gaf hier de opdracht voor.