Een MRSA Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus )-uitbraak kost een verpleeghuis veel meer dan alleen maar geld en tijd. Dit bleek uit de openhartige bijdrage van Margreeth Kasper tijdens het congres Aanpak antibioticaresistentie in de ouderenzorg, 19 november in Nieuwegein. Het is dan ook goed dat het onderwerp antibioticaresistentie zoveel aandacht krijgt. Die aandacht blijft continu nodig.

Antibioticaresistentie is een belangrijk onderwerp, maakte Kees van der Burg (directeur-generaal langdurige zorg bij het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport )) als eerste spreker meteen duidelijk. ‘Antibiotica hebben sinds de ontdekking ervan veel mensenlevens gered en dat willen we graag zo houden’, zei hij.  ‘Maar steeds meer bacteriën worden resistent en dat maakt effectieve behandeling van infecties moeilijker of zelfs onmogelijk. In de Europese Unie gaan jaarlijks 33.000 mensen dood door antibioticaresistentie. Nederland doet het gelukkig nog relatief goed, en dat willen we zo houden. We hebben het vandaag over bewoners van verpleeghuizen en we weten dat deze mensen extra kwetsbaar zijn. Toch is ook in deze setting goede preventie mogelijk, door een beleid op het gebied van hygiëne en infectiepreventie en door verantwoord antibioticagebruik.’

Huiselijkheid

Bewoners van verpleeghuizen moeten zich thuis voelen in hun woonomgeving, maar dat kan goed samen gaan met hygiënisch werken, benadrukte Van der Burg. Voor het bereiken van een goede infectiepreventie is het niet nodig om terug te keren naar het medisch model. De huiselijkheid kan bewaard blijven. ‘Maar dit betekent niet dat infectiepreventie makkelijk is’, zei hij. ‘De maatregelen moeten aansluiten bij de werkwijze van het verpleeghuis en vragen inzet van iedereen die er werkt. Het vergt bewustwording en aandacht, en VWS wil het belang hiervan onderstrepen en stimuleert initiatieven.
Van der Burg zei niet te ontkennen dat een goed beleid voor hygiëne en infectiepreventie geld kost, maar voegde hier aan toe: ‘Het is gewoon een onderdeel van goede zorg om te werken aan hygiëne en infectiepreventie en om deskundigen hiervoor in huis te hebben en het geld is er nu voor de verpleeghuizen.’

Goede uitkomst

Aansluitend vertelde Jaap van Dissel (directeur Centrum Infectieziektebestrijding RIVM) over de nationale aanpak tegen antibioticaresistentie. Vanuit de meerjarenagenda die daaruit voortvloeide, is er onderzoek gedaan naar het voorkomen van resistente bacteriën in de verpleeghuizen. ‘We hadden eigenlijk geen idee hoe het zat met de antibioticaresistentie in verpleeghuizen’, zei hij.  Jaap presenteerde de voorlopige resultaten van dat onderzoek. Inmiddels heeft het onderzoek al in een groot deel van de beoogde 165 verpleeghuizen plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat één op de dertien bewoners een resistente bacterie bij zich draagt. Dit is gelijk aan de Nederlandse bevolking.  In 1 op de 3 verpleeghuizen blijkt dat er meer bewoners zijn met resistente bacteriën.  Gelukkig werd de  bijzonder resistente CPE Carbapenemase-producerende enterobacterales (Carbapenemase-producerende enterobacterales )-bacterie helemaal niet  aangetroffen. ‘De verpleeghuissector staat er goed voor’, zei Van Dissel. ‘Maar omdat het per verpleeghuis best wisselend is, blijft aandacht voor resistente bacteriën nodig. We weten dat het aandeel ervan toeneemt in de open bevolking.’ In die aandacht speelt het RIVM een coördinerende rol voor de tien zorgnetwerken, die zich op regionaal niveau inzetten tegen antibioticaresistentie Tot het eind van dit jaar worden in het kader van het onderzoek nog verpleeghuisbewoners onderzocht. Dan komen pas de definitieve resultaten en kunnen definitieve conclusies getrokken worden.

Verstrekkende gevolgen

Hoe ingrijpend een MRSA-uitbraak in een verpleeghuis kan uitpakken, vertelde Margreeth Kasper (bestuurder Stichting Zorggroep Noordwest-Veluwe). Ze was, kort na haar aantreden in 2012, nog bezig met haar kennismakingsronde toen ze te horen kreeg dat op twee locaties sprake was van een uitbraak. Niet alleen bij een bewoner op één locatie, maar ook bij een flexmedewerker die op meerdere locaties inzetbaar was. Onderzoek toonde aan dat negen medewerkers en tien bewoners  positief waren. ‘In ons huis bestond heel veel aandacht voor huiselijkheid’, vertelde ze, ‘dat kwam echt op de eerste plaats. Maar natuurlijk was er wel scholing op het gebied van hygiëne en infectiepreventie, dus ik dacht echt dat alles in orde was.’ Meteen werd een crisisteam ingesteld en ook werd een cliëntenstop aangekondigd. De GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst), de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd en de cliëntenraad werden betrokken bij de organisatie van het beleid. ‘En we besloten vanaf dag één openheid te bieden over wat er aan de hand was’, zei Kasper. ‘Dat werd gewaardeerd.’
Op de locatie waar slechts die ene bewoner positief was bevonden was het probleem snel onder de knie, maar op de andere locatie niet. ‘Talloze vragen kwamen op’, vertelde Kasper. ‘Moet je kwetsbare ouderen die positief zijn maar niet ziek zijn wel een behandeling met een potentieel ziekmakend antibioticum geven? Wat betekent positief zijn voor de carrièrekansen van medewerkers? Wat betekent het probleem voor de huiselijkheid op de locatie?’ Bijkomend probleem was dat het een gedateerd gebouw betrof, met gezamenlijk sanitair en gebruik van materialen zoals tilliften. ‘In september 2015 namen we de beslissing dat cohorteren de enige oplossing was’, vertelde Kasper. ‘Mijn eerste reactie was dat ik dat absoluut niet wilde, het paste totaal niet bij mijn visie op zorg en welzijn. Maar het moest. Het leidde tot veel onbegrip en dat begreep ik ook heel goed. En het leidde ook tot veel vragen, er waren geen richtlijnen voor chronisch MRSA-dragerschap.’ Sociale isolatie bleek gelukkig niet nodig. En medewerkers bleken bereid om juist op die afdeling te werken. ‘Nu hebben we het probleem onder controle’, zei Kasper afsluitend, ‘en ik kan wel stellen dat we expert zijn geworden op het gebied van MRSA.’

Wees voorbereid

Pieter Schimmel (specialist ouderengeneeskunde Stichting Zorggroep Noordwest-Veluwe) was degene die Kasper het nieuws over het probleem moest brengen. De beslissing om over te gaan tot cohorteren noemde hij in de korte paneldiscussie die op haar bijdrage volgde ‘mijn grootste ethische dilemma van de laatste 25 jaar’. Gerda van Amstel (verpleegkundige Zorggroep Apeldoorn) vertelde wat voor gevolg zo’n beslissing kan hebben voor een team. In haar geval betekende het dat ze ’s ochtends op haar werk komend te horen kreeg dat ze was ingedeeld op een MRSA-gang. ‘We waren niet goed voorbereid maar we hadden de saamhorigheid om het te gaan doen’, vertelde ze. Maar het bleek een opgave om in een verouderd gebouw letterlijk achter een wand te moeten werken. ‘We werden echt als gevaar gezien door collega’s’, zei ze. Ook in haar privésfeer leidde het tot onduidelijkheid en onbegrip.
Het probleem kan ieder verpleeghuis overkomen, zei Nettie Verduijn (specialist ouderengeneeskunde Pieter van Foreest). ‘Geef dus in momenten van rust aandacht aan het onderwerp’, raadde zij aan. ‘Zorg dat er een draaiboek is en dat mensen de risico’s kennen. Er zijn richtlijnen maar die moet je je als team wel eigen maken en de raad van bestuur moet ruimte geven aan de werkgroep infectiepreventie.’ Charlotte Michels (deskundige infectiepreventie) adviseert in meerdere verpleeghuizen over hygiëne en infectiepreventie. ‘Als de faciliteiten minder up-to-date zijn, vraagt dat extra discipline van de medewerkers’, waarschuwde zij. Ze was het eens met Verduijn: ‘Bedenk vooraf met gezond verstand hoe je ermee omgaat als zich een uitbraak voordoet.’ Een aanspreekcultuur is hierbij belangrijk, memoreerde Van Amstel. ‘Spreek mensen op de werkvloer direct aan als je dingen ziet gebeuren die niet correct zijn’, zei ze. ‘Maak het praktisch: gebruik de infectiepreventiebox om te laten zien of mensen hun handen goed desinfecteren en koppel daar het verhaal over antibioticaresistentie aan.’ Maar is dat wel te combineren met de huiselijkheid die in verpleeghuizen zo belangrijk is, wilde dagvoorzitter Lennart Booij weten. Daarover waren alle vier de panelleden het eens: het is geen enkel probleem.

Kennis uitwisselen

Naast het plenair programma konden de 1000 bezoekers kennis uitwisselen tijdens de 20 verschillende workshops. Hier was aandacht voor antibioticaresistentie, hygiëne, infectiepreventie, huiselijkheid maar ook voor de veranderopgave voor verpleeghuizen, het leren feedback geven en het creëren van een bespreekcultuur. Ervaringen opdoen kon ook tijdens het Living Lab. Bezoekers konden daar zelf ondervinden hoeveel bacteriën er zitten op hun handen of smartphone. Ook konden ze meedoen aan een ABR antibioticaresistentie (antibioticaresistentie)-quiz.