|   print

Adverse Events Following Immunisation under the National Vaccination Programme of the Netherlands. Number VII - Reports in 2000
[ Postavaccinale gebeurtenissen na vaccinaties van het Rijksvaccinatieprogramma. Deel VII - Meldingen in 2000 ]
 
Vermeer-de Bondt PE, Wesselo C, Dzaferagic A, PHaff TAJ

82 p in English   2002

RIVM rapport 000001006
download pdf (4359Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
Adverse events following immunisation (AEFI) in the National Vaccination Programme of the Netherlands (RVP) have been monitored through an enhanced passive surveillance system by RIVM since 1962. From 1984 onwards evaluation is done in close collaboration with the National Health Council. Reports from Health Care workers are received mainly by telephone through the operating vaccine information and advisory service. Further data are obtained, if necessary, from parents, general practitioners, paediatricians etc. After supplementation and verification of data a (working) diagnosis is made and causality assessed. In this report on 2000 an overview of all received AEFI is presented with classification according to case definitions and causality. Reporting bias, background rates of specific events and possible pathophysiology of symptoms are discussed. On a total of nearly 2.5 million vaccinations 1142 AEFI were submitted. Of these 1.6% (18) was unclassifiable because of missing information. In 79% (884) of the classifiable events a possible causal relation with vaccination was established and in 21% (240) the events were judged to be coincidental. Compared to 1998, the last year fully under the old schedule, there was a small rise in the number of notifications consistent with the larger birth cohort. The accelerated schedule did not seem to have much effect, apart from a small rise in reported collapse reactions.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
Sinds 1962 bewaakt het RIVM de veiligheid van het Rijksvaccinatieprogramma. Vanaf 1964 gebeurt dat in nauwe samenwerking met de Gezondheidsraad. Het merendeel van de meldingen van vermoede bijwerkingen komt binnen via de telefoondienst van het RIVM, waarbij de meeste meldingen afkomstig zijn van de Jeugdgezondheidszorg. Nadere informatie wordt zonodig verkregen van ouders en behandelende artsen. Na aanvulling en verificatie wordt aan de hand van de (werk)diagnose de causaliteit beoordeeld. Alle in 2000 binnengekomen meldingen zijn in dit rapport opgenomen en gerubriceerd naar aard van de gebeurtenis en naar causaal verband. Onderrapportage, vertekening en specifieke beelden worden besproken, met aandacht voor effecten van de vervroeging van het vaccinatieschema. Er zijn 1142 meldingen binnengekomen, op een totaal van bijna 2,5 miljoen vaccinaties. Hiervan waren 18 (1,6%) meldingen niet te beoordelen vanwege ontbrekende informatie. Bij 79% (884) van de meldingen werd een mogelijk causaal verband vastgesteld en bij 240 meldingen (21%) werd een oorzakelijk verband onwaarschijnlijk of afwezig geacht. Vergeleken met 1998, het laatste volledige jaar met het oude schema, was er een kleine stijging van het aantal meldingen, passend bij het wat grotere geboortecohort. De vervroeging van het schema lijkt niet veel effect gehad te hebben, behalve de kleine stijging in het aantal gemelde collapsreacties.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
( 2002-09-30 )