English Abstract Objectives: To evaluate the feasibility of newborn
screening on congenital adrenal hyperplasia (CAH) in the Netherlands and
possibilities for incorporation into the existing screening programme on
congenital hyperplasia (CH) and phenylketonuria (PKU). To determine the
sensitivity, specificity and prevalence of CAH. Methods: A 24 year pilot
screening programme started on 1 January 1998 in 2 out of the 5 regions (45%
of a total 200,000 newborns per year). With AutoDelfia,17alpha-OHP was
measured in dried blood spots in the same heelstick sample as for
CH/PKU-screening taken on day 4-7 after birth (day 0). Cut-off levels in
1998 were primarily based on birth weight and from 1 January 1999 on
gestational age; the minimum cut-off level in 1998 was 60 nmol/l serum and
from 1 January 1999, 80 nmol/l serum. All newly diagnosed CAH patients were
reported to the Dutch Paediatric Surveillance Unit to detect false negatives
and to determine the prevalence in the region with and without screening.
Results: Intra- and interassay variance with the AutoDelfia method was
(221,418 newborns, 18 patients: 9F,9M) and without screening (281,166
newborns, 25 patients:12F,13M) was 1:12,301 and 1:11,247, respectively.
Sensitivity was 100%, specificity 99.9% and positive predictive value 6.2%.
Three out of the 9 females and all males with CAH in the screening region
were clinically not suspected. All CAH patients in the region with
screening were treated before severe salt wasting was apparent (sodium:133.6
plus or minus 3.2 mmol/l serum; mean plus or minus SD), while in the
region without screening most patients had severe hyponatraemia (sodium:
119.9 plus or minus 10.5 mmol/l serum; mean plus or minus SD). The mean
period of hospitalization for male patients detected through screening was 6
days less than for male patients in the region without screening.
Conclusion: Screening on CAH in the Netherlands is effective and can be
incorporated into the existing screening programme for
CH/PKU.
Rapport in het kort
Het doel van deze studie was te onderzoeken of
neonatale screening op adrenogenitaal syndroom (AGS) in Nederland haalbaar
was en of dit kon worden ingepast in de bestaande screeningsprogramma's voor
congenitale hypothyreoidie (CHT) en phenylketonurie (PKU), en verder om de
prevalentie van AGS en de sensitiviteit en specificiteit van de gebruikte
methode vast te stellen. Op 1 januari 1998 werd met financiele
ondersteuning van ZonMw een tweejarig pilotonderzoek gestart in twee van de
vijf screeningsregio's, waarbij iets minder dan de helft van alle
pasgeborenen gescreend werden. De concentratie van het steroid
17alpha-hydroxyprogesteron werd gemeten in de monsters hielprikbloed,
afgenomen voor de CHT/PKU screening. De afkapgrenzen waren in 1998
gebaseerd op het geboortegewicht, en vanaf 1999 op de zwangerschapsduur. Om
fout-negatieve resultaten op te sporen en om de prevalentie van AGS vast te
stellen in de screeningsregio en de controle regio werden alle kinderartsen
verzocht om ziektegevallen te melden aan het Nederlands Signaleringscentrum
Kindergeneeskunde (NSCK). De gebruikte meetmethode kende een binnen- en
tussenmeetsessiespreiding van ca. 10 %. De prevalentie in de
screeningsregio (221.418 pasgeborenen, 18 patienten; 9F,9M) was 1:12301 en
in de controle regio (281.166 pasgeborenen, 25 patienten:12F,13M) 1:11247.
De sensitiviteit was 100%, specificiteit 99.9% en positief voorspellende
waarde 6.2%. Drie van de 9 meisjes en alle jongens waren klinisch niet
verdacht. Alle AGS-patienten in de screeningsregio konden worden behandeld
voordat de zoutcrisis intrad (natrium:133.6 plus of min 3.2 mmol/l serum)
terwijl in de controle regio de meeste patienten ernstige hyponatrienemie
vertoonden (natrium: 119.9 plus of min 10.5 mmol/l serum). Ook de
opnameduur in het ziekenhuis was voor jongens in de screeningsregio
gemiddeld 6 dagen korter. Op basis van deze gunstige resultaten van het
pilotonderzoek werd door het Ministerie van VWS besloten om de
proefscreening uit te breiden tot het gehele land gedurende 2 jaar, d.w.z.
2000 en 2001. Door aanloopproblemen met de financiering via het College van
Zorgverzekeringen kon deze uitbreiding echter pas per 1 juli 2000 worden
geeffectueerd. Nadat ook deze periode succesvol was afgesloten heeft de
Minister van VWS besloten om de screening op AGS per 1 januari 2002 in het
reguliere neonatale screeningprogramma op te nemen.