English Abstract Between 1977 and 1990 a total of 23910 sera from
pregnant women were analysed for alpha fetoprotein aiming to detect fetal
neural tube defects. This evaluation was done for singleton (n=23307) and
for twin pregnancies (n=285) separately. Clinical post-partum results were
reported in 72% of the cases (16777 singletons, 253 twins). Of the 414
singleton pregnancies with a serum AFP-concentration higher than the
internationally accepted 2.5 MoM, in 196 cases (47%) a defect or other
clinical condition was found, such as intra-uterine fetal death,
oligohydramnion and fetomaternal transfusions. As for the open neural tube
defects, 14 out of the 15 cases with anencephaly and 15 out of the 16 cases
with open spina bifida case yielded elevated AFP-levels. Meningocele and
encephalocele were correlated only partly with elevated AFP-levels. Other
severe congenital malformations found to be correlated with elevated
AFP-value were: ventral wall defects, prune belly, holoprosencephaly,
hygroma colli, congenital nefrosis, triploidy, mola, fetal cerebral
haemorrhage. Also some other congenital abnormalities gave rise to
AFP-level, however, to a lesser extent as compared to those mentioned above.
Low AFP-levels were caused by Down's syndrome, trisomy 18, trisomy 3X, renal
diseases, renal or duodenum atresia, and stenosis. Pregnancies of women
suffering from insulin dependant diabetes, not corrected for maternal weight
and perhaps not very well controlled, gave low AFP-levels. In another group
consisting of women using carbamazepine, also low levels were found. Twin
pregnancies had a higher incidence of abnormalities and disturbed
pregnancies. One of the 2 pregnancies with anencephaly yielded a high
AFP-value, as well as the pregnancy with encephalocele. However, in a
twin-pregnancy with one child affected with open spina bifida, and in a
twin-pregnancy of which one child was affected by Meckel Gruber Syndrome,
the AFP-value was just below the borderline (4.5 MoM) for twins. The
sensitivity of the AFP-determination for the detection of open fetal neural
tube defects turned out to be 93.5% with a positive predictive value of
7.0%. If all other defects and conditions yielding AFP-elevation were taken
into account the sensitivity was 33.2% with a positive predictive value of
25.6%.
Rapport in het kort
In de periode 1977-1990 werden bij 23910 zwangeren
serum AFP-bepalingen uitgevoerd voor vroegtijdige opsporing van
neuraalbuisdefecten in het 2e trimester van de zwangerschap. Aan de hand
van post partum gegevens kon de betekenis van deze opsporingsmethode worden
geevalueerd. De sera werden afgenomen van 14 tot en met 20 weken
zwangerschapsduur. Onze evaluatie strekte zich verder nog uit vanaf 11
weken, en tot 30 weken. Conform de literatuur werden AFP-concentraties
groter dan de 2.5 MoM als verhoogd beschouwd. De open neuraalbuisdefecten
waren gecorreleerd met een verhoogde AFP-waarde. Zo was de AFP-waarde bij
14 van de 15 anencefalen (93.3% en een gemiddelde van 5.31 MoM), en bij 15
van de 16 open spina bifida casus (93.7% en een gemiddelde van 3.51 MoM)
hoger dan de grenswaarde van 2.5 MoM. Bij de meningocele en encephalocele
casus werden zowel normale als verhoogde AFP-waarden gevonden. Dit is
afhankelijk van de mogelijkheid tot lekkage van AFP van de foetus naar de
moederlijke circulatie. Andere afwijkingen die leiden tot een verhoogde
AFP-waarde waren holoprosencefalie, open buikwanddefecten, hygroma colli,
congenitale nefrose, mola-zwangerschap, en foetale hersenbloeding. Soms
zeer hoge, echter soms ook lage waarden waren aanwezig bij triploidie en bij
multipele congenitale afwijkingen. Bij sommige (multipele) congenitale
afwijkingen die doorgaans leiden tot een hoge AFP-waarde, werden juist lage
AFP-waarden gevonden als het kind eerder in utero was overleden. Daarnaast
ging een aantal afwijkingen gepaard met lage serum AFP-waarden, zoals
trisomie 21 (Down Syndroom) en andere trisomieen (18 en 3X), anus- en
duodenum-atresie en stenosen (uitgezonderd urethra-stenose die doorgaans
leiden tot een hoge AFP-waarde), nierafwijkingen en andere congenitale
afwijkingen. Bij zwangeren met kinderen die vlak na de geboorte overleden
kwamen zowel hoge als lage AFP-waarden voor. Van deze kinderen was de
oorzaak van overlijden niet bekend. Alle andere afwijkingen waren niet
gecorreleerd met hoge of lage AFP-waarden. Waarden boven de 2.5 MoM werden
tevens gevonden bij vrouwen die achteraf een slechte zwangerschapsprognose
bleken te hebben gehad, vooral met een intra-uteriene vruchtdood vlak voor
en vlak na serumafname. Indien de opsporing van alleen de open
neuraalbuisdefecten beschouwd wordt is de sensitiviteit van de AFP-bepaling
93.5% met een positief voorspellende waarde van 7.0% en een specificiteit
97.5%. Bij de tweelingen werden minder gunstige percentages gevonden, nl
respectievelijk 33.3%, 8.3% en 95.2%. Indien behalve de open
neuraalbuisdefecten ook alle andere afwijkingen en omstandigheden die zeker
kunnen leiden tot een verhoging van de AFP-concentratie in aanmerking worden
genomen, is voor de eenlingzwangerschappen de sensitiviteit 33.2% bij een
positief voorspellende waarde van 25.6% en een specificiteit van
98.0%.