|   print

Adverse Events Following Immunisation under the National Vaccination Programme of the Netherlands. Number XIV - Reports in 2007
[ Postvaccinale gebeurtenissen binnen het Rijksvaccinatieprogramma. Deel XIV - Meldingen in 2007 ]
 
van der Maas NAT, Zonnenberg-Hoff IF, David S, Moorer N, Bults M, Wesselo C, Vermeer-de Bondt PE, Oostvogels B, PHaff TAJ

68 p in English   2008

RIVM rapport 205021003
download pdf (1306Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
Adverse events following immunization (AEFI) in the National Vaccination Programme of the Netherlands (RVP) have been monitored through an enhanced passive surveillance system by the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) since 1962. From 1984 until 2003 evaluation has been done in close collaboration with the Health Council. An RIVM expert panel continued the reassessment of selected adverse events from 2004 onwards. Reports were received mainly from Child Health Care professionals, primarily by telephone through the operating service for information and advice on vaccines and vaccinations. Further data have been obtained, if necessary, from parents, general practitioners, paediatricians and other professionals. After supplementation and verification of data a (working) diagnosis is made and causality assessed. In this annual report on 2007 an overview of all reported AEFI is presented with classification according to case definitions and causality. Trend analysis, reporting bias, background rates of specific events and possible pathophysiology of symptoms are discussed. On a total of over 1.4 million vaccination dates 995 AEFI were reported. In 72% (710) of the classifiable events a possible causal relation with vaccination was established. These concerned major adverse reactions in 50% and minor adverse reactions in 50% of the reports. Of the reported adverse events 28% (280) were considered chance occurrences.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
De bijwerkingenbewaking van het Rijksvaccinatieprogramma over 2007 liet een duidelijke afname zien van het aantal meldingen. In 2007 zijn in totaal 995 meldingen ontvangen. Hiervan werd 72% als bijwerking van de vaccinaties beschouwd. De rest (28%) was niet door de vaccinatie veroorzaakt. Het aantal bijwerkingen moet in relatie worden gezien tot de 1,4 miljoen vaccinatiemomenten en de bijna 7 miljoen vaccincomponenten die daarbij worden toegediend.
Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) wordt sinds 1962 intensief bewaakt. De meldgraad van vermoede bijwerkingen is hoog met een goede meldbereidheid van de consultatiebureaus. Er is een relatief beperkte onderrapportage. Van de 995 meldingen betrof het in 710 (72%) gevallen een bijwerking. Hierbij ging het in 54% om heftiger verschijnselen, vooral zeer hoge koorts, langdurig huilen, collapsreacties, verkleurde benen, koortsstuipen en atypische aanvallen met rillerigheid, schrikschokken en gespannenheid of juist een heel slappe houding. Hoewel al deze bijwerkingen omstanders erg kunnen laten schrikken, zijn ze medisch gezien niet gevaarlijk en laten ze geen restverschijnselen na. Bedreigende allergische reacties zijn niet gemeld. De ernstige infecties die werden gerapporteerd hadden geen relatie met de vaccinaties en datzelfde gold voor de meldingen van epilepsie of suikerziekte. Het ging hierbij om een toevallige samenloop van gebeurtenissen. Bij de vier meldingen van overleden kinderen is het overlijden niet door de vaccinaties veroorzaakt.
De gestimuleerde passieve veiligheidsbewaking is een goed en gevoelig instrument om signalen over mogelijke bijwerkingen op te pikken; het systeem laat tevens follow-up onderzoek toe. Hoewel heftige bijwerkingen na de RVP-vaccinaties optreden, zijn ze van voorbijgaande aard en leiden ze niet tot blijvende gevolgen. De grote gezondheidswinst die het RVP oplevert, weegt op tegen de bijwerkingen.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
( 2009-03-03 )