Rapport in het kort
N.a.v. een soortgelijk onderzoek in West-Berlijn [1]
werden in de periode maart-september 1979 metingen uitgevoerd naar het
131-I-gehalte van het effluent van de rioolwaterzuiveringsinstallatie te
Utrecht. De gemiddelde concentratie is gering en bedroeg ca. 1 pCi/l bij
een gemiddelde afvoer van 2 mCi/maand. Het 131-I-gehalte is vrijwel
uitsluitend een gevolg van medische toepassing in het Academisch Ziekenhuis
(AZU). Het gebruik van 131-I per hoofd van de bevolking bedraagt in Utrecht
0,2 muCi/jaar voor diagnostiek en 2 muCi/jaar voor therapie. De gemiddelde
lozingsbijdrage a.g.v. diagnostiek kan worden geschat op 25% van de
aangeschafte hoeveelheid en bedraagt voor Utrecht ca. 0,06 mu Ci/jaar. De
gemiddelde lozingsbijdrage als gevolg van therapie wordt geschat op ca. 2%
van de aanschaf ofwel 0,04 muCi/jaar. Vergeleken met schattingen voor
West-Berlijn steken de hier gevonden resultaten gunstig af, hetgeen
toegeschreven kan worden aan een lager hoofdelijk 131-I-verbruik, alsmede de
lage procentuele lozingsbijdrage.