Rapport in het kort
Dit rapport vermeldt de resultaten van de in 1986
uitgevoerde activiteitsmetingen van Pb-210, Ra-226, Th-230, Th-228 en Th-232
in gecentrifugeerd water en zwevend slib (residu van de centrifugatie),
afkomstig uit de Nederlanse kust- en binnenwateren. Het Po-210 gehalte van
de watermonsters (Bq/m3) varieerde van 0,37-7,7, het Pb-210 gehalte van
0,73-17, het Ra-226 gehalte van 1,4-68, het Th-230 gehalte van 0,08-7,7, het
Th-228 gehalte van 0,22-2,9 en het Th-232 gehalte van 0,02-0,64. Het Po-210
gehalte van de slibmonsters (Bq/kg gedroogd) varieerde van 55-450, het
Pb-210 gehalte van 58-450, het Ra-226 gehalte van 19-400, het Th-230 gehalte
van 7-450, het Th-228 gehalte van 14-140 en het Th-232 gehalte van 4-49.
Van de monsterpunten zijn eveneens de hoeveelheden zwevend slib per m3
bepaald. Dit gehalte varieerde van 0,64-91,46 g/m3. De slibmonsters zijn
bovendien nog nader onderzocht op Al. Dit gehalte varieerde van 0,81-5,74%.
Uit de resultaten van de metingen blijkt dat de activiteiten van de
verschillende radionucliden in de Nederlandse wateren sterk varieren. De
Th-228- en de Th-232-concentraties zijn beduidend lager dan die van de
andere nucliden. Een bespreking van de activiteitsniveaus en de
verspreiding van deze nucliden in het aquatisch milieu wordt gegeven in het
rapport "Orienterend onderzoek naar Polonium-210 en andere natuurlijke
radionucliden in Nederlandse aquatische ecosystemen" (eindrapport van de
samenwerkende instituten RIVM, NIOZ, ECN, RIVO en DIHO).