Rapport in het kort
Een overzicht wordt gegeven van de resultaten van
metingen in de periode 1-12 mei 1986 van de radioactieve besmetting van de
lucht, neerslag, gras, melk, vlees en andere levensmiddelen na het
kernrectorongeval in Tsjernobyl. Schattingen worden gegeven van de in
Tsjernobyl vrijgekomen hoeveelheden Sr-90, I-131, Cs-137 en Pu-239. Van het
I-131 zou 0,04% in Nederland zijn gedeponeerd. De hoogste luchtactiviteiten
werden op 2 mei gemeten, de meeste radioactieve neerslag viel op 3 en 4 mei
tijdens hevige regenbuien. De hoogste besmettingen in Rijn en Maas werden
op 7, resp. 4 mei gemeten. In drinkwater bleef de besmetting zeer laag.
Hoge besmettingsgraden met I-131 werden gevonden in spinazie in de eerste
week van mei. De stralingsbelasting van een gemiddelde volwassen persoon
zal naar schatting met 34 muGy gedurende de eerste maand na het ongeval en
met ca. 60 muGy per jaar in de periode daarna, worden vberhoogd. Op de
lange duur is de uitwendige straling vanuit de bodem de belangrijkste
stralingsbron.