Rapport in het kort
Te De Bilt werd in 1987 continu luchtstof bemonsterd
waarbij een dagelijkse wisseling van de filters werd toegepast. Na verval
van de kortlevende dochterprodukten van radon en thoron werd de totale
alpha- en totale beta-activiteit gemeten. Aan pakketten van 7 filters
werden voorts de weekgemiddelden van de totale gamma-activiteit en de
specifieke gammastralers bepaald. Het daggemiddelde van de totale
alfa-activiteit varieerde van < 0,01 tot 0,32 mBq/m3 met een jaargemiddelde
van 0,034 mBq/m3. Het daggemiddelde van de totale beta-activiteit varieerde
van < 0,02 tot 1,72 mBq/m3 met een jaargemiddelde van 0,23 mBq/m3. Het
weekgemiddelde van de totale gamma-activiteit varieerde van < 0,1 tot 0,61
mBq/m3 met een jaargemiddelde van 0,26 mBq/m3. De gemiddelde
activiteitsniveaus zijn vrijwel gelijk aan die van de laatste vier maanden
van 1986. Er werden in luchtstof geen kunstmatige radionucliden aangetoond.
De gehalten aan 134-Cs en 137-Cs - de belangrijkste, langlevende
radionucliden, die bij het Tsjernobyl ongeval zijn vrijgekomen - lagen
beneden de detectiegrens van 0,2 mBq/m3. Uitsluitend het natuurlijke
activeringsproduct 7-Be was aantoonbaar. De gemiddelde concentratie bedroeg
1,3 mBq/m3 en de bijdrage tot de totale gamma-activiteit was circa 0,13
mBq/m3. De totale alfa- en beta-activiteit zijn waarschijnlijk in hoofdzaak
afkomstig van het natuurlijke 210-Po respectievelijk
210-Pb-210-Bi.