Rapport in het kort
Te De Bilt werd in 1988 continu luchtstof bemonsterd
waarbij een dagelijkse wisseling van de filters werd toegepast. Na verval
van de kortlevende dochterprodukten van radon en thoron werd de totale alfa-
en totale beta-activiteit gemeten. Aan pakketten van 7 filters werden
voorts de weekgemiddelden van de totale gamma-activiteit en de specifieke
gammastralers bepaald. Het daggemiddelde van de totale alfa-activiteit
varieerde van < 0,01 tot 0,35 mBq/m3 met een jaargemiddelde van 0,032
mBq/m3. Het daggemiddelde van de totale beta-activiteit varieerde van <
0,02 tot 1,11 mBq/m3 met een jaargemiddelde van 0,16 mBq/m3. Het
weekgemiddelde van de totale gamma-activiteit varieerde van < 0,1 tot 0,6
mBq/m3 met een jaargemiddelde van 0,21 mBq/m3. De gemiddelde
activiteitsniveaus zijn vrijwel gelijk aan die van 1987. Er werden in
luchtstof geen kunstmatige radionucliden aangetoond. De gehalten aan Cs-134
en Cs-137 - de belangrijkste radionucliden die bij het Tsjernobyl ongeval
zijn vrijgekomen - lagen beneden de detectiegrens van 0,2 mBq/m3.
Uitsluitend het natuurlijke activeringsprodukt Be-7 was aantoonbaar. De
gemiddelde concentratie bedroeg 1,2 mBq/m3 en de bijdrage tot de totale
gamma-activiteit circa 0,12 mBq/m3. De totale alfa- en beta-activiteiten in
luchtstof zijn waarschijnlijk in hoofdzaak afkomstig van het natuurlijke
Po-210 respectievelijk Pb-210/Bi-210.