Rapport in het kort
In 1987 was het effect van het kernreactorongeval in
Tsjernobyl vrijwel afwezig in de depositie van kunstmatige radionucliden.
In de neerslag werden de gamma-emitters Be-7, K-40, Cs-134 en Cs-137
aangetroffen. De depositie van het kosmogene radionuclide Be-7 bedroeg 1334
Bq/m2 en was ongeveer gelijk aan die in de voorafgaande jaren. De depositie
van Be-7 was gecorreleerd met de hoeveelheid neerslag. De depositie van
Cs-134 was <4,8 Bq/m2. In 1986 was dit ten gevolge van "Tsjernobyl" 1530
Bq/m2. De depositie van Cs-137 nam in 1987 nog steeds af. De totale
depositie bedroeg 12,3 Bq/m2 en was daarmee vrijwel teruggekeerd op de lage
niveaus in de periode 1982-1985. In 1986 was deze depositie door
"Tsjernobyl" verhoogd tot 3360 Bq/m2. Het jaargemiddelde van de
concentratie van H-3 in regenwater bedroeg in 1987 2,7 kBq/m3. In totaal
werd van dit radionuclide 2630 Bq/m2 gedeponeerd, hetgeen weinig afweek van
de depositie in 1985 en 1986. De deposities van de van nature voorkomende
radionucliden Pb-210 en po-210 waren in Bilthoven resp. 52 Bq/m2 en 6,3
Bq/m2. In 1987 bedroegen de totale alfa- en beta-activiteit van de
depositie in Bilthoven resp. 23,7 Bq/m2 en 84,9 Bq/m2. deze deposities
zijn ongeveer gelijk aan die in 1985, maar de vergelijking wordt bemoeilijkt
door veranderingen in de meetmethodiek. Ca. 27% van de totale
alfa-activiteit was afkomstig van Po-210. Bij de totale beta-activiteit was
de bijdrage van Pb-210-dochter Bi-210 ca. 60%. De totale gamma-activiteit
in de depositie in Bilthoven bedroeg 207 Bq/m2 en was niet meer verhoogd
door "Tsjernobyl". Deze depositie was gecorreleerd met de hoeveelheid
neerslag. Ca. 65% van de totale gamma-activiteit was afkomstig van Be-7.
De totale gamma-activiteit was hierdoor sterk gecorreleerd met die van
Be-7.