English Abstract In view of the high flows of imports and exports
compared to Dutch production, the economy in the Netherlands can be
considered as being far from closed. Environmental pressure in the
Netherlands originates therefore partly from production of goods for
consumption abroad. Conversely, consumption by Dutch households causes
environmental pressure in foreign countries. The result is a shift of
environmental pressure from the Netherlands to abroad and vice versa.
Determining this shift is done by calculating environmental pressure along
production-consumption chains by using a methodology based on an
input-output analysis. The shift is calculated for four environmental
aspects, i.e. energy use, land use, acidification and disturbance. Energy
use in the Netherlands is about 50% higher than required for consumption in
Dutch households. Especially heavy chemical and metal industries export a
major part of production, either directly or indirectly. Furthermore,
exported products from the agricultural, transport and service sectors
implicate more energy use than imported products from these sectors. This
picture continues to fit the future scenarios calculated for the year 2030.
The land required for consumption by the Dutch population is about three
times the area of the Netherlands. The main use of this land is timber
production, necessitating import. Since acidification is closely related to
energy use and Dutch factory farming contributes greatly to the acid
emissions, the 'flow' of acid emissions from foreign countries to the
Netherlands is lower than from the Netherlands to other countries. Finally,
disturbance in the Netherlands is mainly coupled to direct consumption in
households and delivery of services to the Dutch population, while shifting
disturbance to other countries is of particular importance in the transport
sector.
Rapport in het kort
Nederland is allerminst een gesloten economie. Ten
opzichte van de eigen productie is er relatief veel import en export.
Daarmee is een belangrijk deel van de milieudruk, die binnen Nederland
ontstaat, in feite voor consumptie in het buitenland. Daartegenover staat,
dat ook de inwoners van Nederland voor een deel afwentelen op het
buitenland. In dit rapport wordt deze vorm van afwenteling uitgewerkt voor
energiegebruik, ruimtegebruik, verzuring en hinder. Tevens wordt de
gehanteerde berekeningsmethodiek toegelicht. Het energiegebruik in
Nederland is ongeveer 50% hoger dan nodig is voor de consumptie van inwoners
van Nederland. Vooral de basismetaal, chemie en raffinaderijen zijn
energie-intensief en exporteren het overgrote deel van de productie al dan
niet direct. Maar ook aan producten van de landbouw, de overige industrie,
de dienstensectoren en het transport exporteren we meer energie dan we
importeren. Dit beeld wijzigt niet wezenlijk in de doorgerekende
toekomstscenario's, zij het dat het belang van de transportsector toeneemt.
Het ruimtebeslag van Nederlanders gemeten als landgebruik is ongeveer drie
maal het oppervlak van Nederland. Vooral voor de houtoogst wordt er veel
bos in het buitenland in beslag genomen. De afwenteling van buitenlanders
op Nederland op het aspect verzurende emissies is groter dan van
Nederlanders op het buitenland. Dit hangt deels samen met de geschetste
verhoudingen voor energiegebruik, deels met de intensieve Nederlandse
landbouw. Naar verwachting wordt deze balans bijgesteld enerzijds door
reductie van NH3-emissies in de Nederlandse landbouw, maar ook door een
verwachte intensivering van het landgebruik in het buitenland (vooral buiten
West-Europa). Voor het aspect hinder geldt, dat dit grotendeels is
gekoppeld aan diensten en de eigen consumptie. We doen het vooral onszelf
aan. Alleen bij de transportsector speelt de afwentelingsproblematiek een
rol van betekenis.