English Abstract The presence of nitrogen compounds in European soils
(from the Atlantic Ocean to the Ural Mountains) is caused by two main
factors, which are fertilization and manuring of agricultural lands and
atmospheric deposition of nitrogen compounds. The areally varying doses of
fertilizer and manure were assessed for an actual situation. The
atmospheric deposition of nitrogen compounds follows that of the
TREND-model. Part of the nitrogen dose applied on land surface will be
removed during the passage of the soil. The resulting leaching of nitrate
to a level of 1 m below land surface was estimated by applying empirical
relations derived from northwest European experience and based on land use,
texture of the topsoil, groundwater depths and groundwater recharge. The
leaching of nitrate concentrations results from a GIS elaboration. The
subsequent transport to deeper groundwater and a further denitrification
also depend on the aquifer type. The average nitrate concentration in the
various aquifers can be assessed by estimating the nitrogen application to
agricultural soils in the course of time in combination with the groundwater
age. The results can be presented in the form of maps, showing the leaching
of nitrate concentrations to a level of 1 m below land surface and the
average nitrate concentrations in saturated groundwater of the upper aquifer
system.
Rapport in het kort
De aanwezigheid van stikstofverbindingen in bodem en
grondwater van Europa (van de Oeral tot de Atlantische Oceaan) wordt
veroorzaakt door bemesting in de landbouw en door atmosferische depositie.
De per gebied varierende hoeveelheden kunstmest en dierlijke mest kunnen
voor de huidige situatie worden afgeleid uit verschillende bronnen. De
atmosferische depositie volgt uit een bewerking met het TREND-model. Een
deel van de op het landoppervlak gebrachte hoeveelheid stikstofverbindingen
verdwijnt tijdens de passage van de toplaag van de bodem als gevolg van
verschillende factoren. De rest zal vooral in de vorm van nitraat
uitspoelen naar het grondwater of met een oppervlakkige stroming worden
afgevoerd. De uitspoeling naar een niveau van 1 m onder de oppervlakte kan
worden geschat met behulp van empirische relaties die zijn afgeleid voor de
situatie in Noordwest-Europa. Ze zijn gebaseerd op landgebruik, textuur van
de toplaag, diepte van het freatisch niveau en aanvulling van het
grondwater. Een verdere uitwerking is mogelijk met behulp van GIS-methoden.
Het gedrag van nitraat tijdens het verdere transport met het grondwater is
afhankelijk van de aard van de watervoerende lagen. Doordat de belasting
met stikstof sterk is toegenomen in de tijd, is ook de ouderdom van het
grondwater belangrijk. De ouderdom van het grondwater kan worden geschat op
grond van de aanvulling, de porositeit en de dikte van de watervoerende
pakketten. De relevante relaties kunnen worden uitgewerkt met behulp van
GIS-methoden. De resultaten kunnen worden weergegeven in de vorm van
kaarten van de uitspoeling op een niveau van 1 m onder landoppervlak en van
de gemiddelde concentraties aan nitraat in het
grondwater.