Ooik A van ,
Burg-van Essen G van den ,
Ritsema R ,
Loon JW van ,
Vaessen HAMG
27 p
in Dutch
1996
Toon Nederlands
English Abstract Results are presented of a study on the daily dietery
intake, including drinks and drinking water, of iron. For this purpose 123
duplicate portions of 24-hours diets were collected in the Utrecht region.
Two groups of volunteers were selected which, socially and in age, reflect
best the Dutch adult population. One group (n=62) sampled their diets in
March 1994, the other group (n=61) in September 1994. The diets were
collected and homogenised whereupon subsamples were lyophilised. The iron
content of the lyophilised samples was determined after decomposition of
organic matter, complexing the iron with bathophenanthroline and measuring
the complex with molecular absorption spectrometry. Results of replicate
analyses of samples and portions of the reference material 'Brown Bread'
(BCR 191) confirmed that the determinations were in line with the
performance characteristics of the method. The diets sampled in spring
hardly differ in iron from the diets sampled in autumn. Thus, all diets are
considered as one study with 123 samples. In comparison with the 24-hour
diet study of 1984/1985 the amount of 24-hour diet consumed is, on average,
higher in this study, resulting in a slight raise in the iron intake. The
daily dietary intake of iron measured now ranged from 3.9 to 24.5 mg, with
a mean value of 9.6 mg. In comparison with the recommended dietary
allowance established by the Dutch Food and Nutrition Board the mean daily
intake of iron is adequate for male and female adults older than 50 years.
The iron intake for female adults younger than 50 years, is considerably
below the recommendation. The average iron provision of this group is even
less than 60% of the amount generally considered as adequate. Therefore the
relation between the iron intake and the health status of this group needs
further investigation.
Rapport in het kort
Beschreven worden de resultaten van het onderzoek naar
de dagelijkse ijzerinname met de voeding, inclusief drank en drinkwater.
Hiervoor zijn 123 duplicaten van 24-uurs voedingen verzameld in de regio
Utrecht waarbij twee groepen vrijwilligers zijn geselecteerd die, sociaal en
qua leeftijd, een zo getrouw mogelijk beeld vormen van de Nederlandse
volwassen bevolking. Een groep (n=62) bemonsterde hun voeding in maart 1994
en de tweede groep (n=61) in september 1994. De voedingen zijn verzameld en
gehomogeniseerd waarna deelporties zijn gevriesdroogd. Het gehalte aan
ijzer is bepaald in het gevriesdroogde materiaal door analyseporties te
ontsluiten, het ijzer vervolgens te complexeren met bathofenanthroline en
het complex te meten met molecuul absorptie spectrometrie. Herhaalde
analyses van enkele monsters 24-uurs voeding alsmede analyse van porties
referentiemateriaal 'Brown Bread' (BCR 191) bevestigden dat de resultaten
van deze bepalingen voldeden aan de prestatiekenmerken van de methode. De
voedingen verzameld in het voorjaar verschillen als bron voor de
ijzervoorziening nauwelijks met de voedingen die in het najaar zijn
verzameld. Derhalve zijn de voedingen samengevoegd tot een studie met 123
monsters. Ten opzichte van de vergelijkbare studie uit 1984/1985 is nu
gemiddeld meer 24-uurs voeding geconsumeerd hetgeen heeft geleid tot een
enigszins grotere ijzerinname door respondenten. De ijzerinname bedroeg in
1994 gemiddeld 9,6 mg per persoon en per dag met een bereik van 3,9 tot 24,5
mg. Ten opzichte van de aanbevolen hoeveelheden, zoals de Voedingsraad die
heeft vastgesteld, is de dagelijkse ijzervoorziening voor volwassen mannen
en voor vrouwen van 50 jaar en ouder gemiddeld voldoende. Voor volwassen
vrouwen jonger dan 50 jaar is de ijzerinname aanzienlijk lager dan wordt
aanbevolen. Voor deze groep bedraagt de ijzervoorziening gemiddeld zelfs
minder dan 60% van de wenselijk geachte hoeveelheid. De relatie tussen de
ijzerinname en de gezondheidstoestand verdient voor deze groep derhalve
nadere bestudering.