English Abstract Results are presented of a study on the daily dietary
intake, including drinks and drinking water, of selenium. For this purpose
123 duplicate portions of 24-hour diets were collected in the Utrecht
region. Two groups of volunteers were selected, which socially and in age,
best reflect the Dutch adult population. One group (n=62) sampled their
diets in March 1994, the other group (n=61) in September 1994. The diets
were collected and homogenised whereupon sub-samples were lyophilised and
homogenised again. The selenium content of the lyophilised samples was
determined after decomposition of organic matter, complexing the selenium to
form 3,4-benzopiazselenol and measuring the extracted complex with
fluorometric spectrometry. Results of replicate analyses of samples and
portions of the certified reference material "Wholemeal Flour" ( BCR 189)
confirmed that the determinations were in line with the performance
characteristics of the method. The diets sampled in spring hardly differ in
selenium from the diets sampled in autumn. Thus, all diets are considered
as one study with 123 samples collected in 1994. The daily dietary intake
of selenium by volunteers in this diet study is the same as the intake in
the comparable 1984/1985 study. In 1994 the daily intake ranged from 14 mug
to 140 mug with a mean value of 40 mug. On average the male volunteers had
an intake of 44 mug, female volunteers 35 mug per day. The Dutch Food and
Nutrition Board established a range of 50 mug to 150 mug of selenium to be
an adequate dietary intake of selenium for adults. In this study the
maximum daily intake with food and drinks is 140 mug. An inadequate daily
intake of less than 50 mug is taken by 41 (68%) male volunteers and 55 (87%)
female volunteers.
Rapport in het kort
Beschreven worden de resultaten van het onderzoek naar
de dagelijkse seleeninname met de voeding, inclusief drank en drinkwater.
Hiervoor zijn 123 duplicaten van 24-uurs voedingen verzameld in de regio
Utrecht waarbij twee groepen vrijwilligers zijn geselecteerd die, sociaal en
qua leeftijd, een zo getrouw mogelijk beeld vormen van de Nederlandse
volwassen bevolking. Een groep (n=62) bemonsterde hun voeding in maart
1994, de tweede groep (n=61) in september 1994. De 24-uurs voedingen zijn
verzameld en gehomogeniseerd waarna deelporties zijn gevriesdroogd en
opnieuw gehomogeniseerd. In het gevriesdroogd materiaal is het gehalte aan
seleen bepaald door analyseporties te ontsluiten, het seleen vervolgens te
complexeren tot 3,4-benzopiazselenol en het complex na extractie met
cyclohexaan te meten met fluorescentie spectrometrie. Herhaalde analyses
van porties gecertificeerd referentiemateriaal "Wholemeal Flour" (BCR 189)
en van het onderzoeksmateriaal bevestigden dat de resultaten van deze
bepalingen voldeden aan de prestatiekenmerken van de analysemethode. Als
bron voor de seleenvoorziening verschillen de in het voorjaar verzamelde
voedingen nauwelijks van de voedingen die in het najaar zijn verzameld.
Daarom zijn de voedingen samengevoegd tot een studie met 123 monsters
verzameld in 1994. De seleeninname door de respondenten in deze studie
verschilt niet ten opzichte van die in de vergelijkbare studie uit
1984/1985. De respondenten hebben in 1994 gemiddeld 40 mug met een bereik
van 14 mug tot 140 mug seleen per dag via de voeding ingenomen: mannen
gemiddeld 44 mug per dag en vrouwen gemiddeld 35 mug per dag. Voor
volwassenen hanteert de voormalige Voedingsraad 50 mug tot 150 mug seleen
per dag als een adequaat gebied van inneming. Geen van de respondenten
bleek meer dan 140 mug per dag via hun voeding in te nemen. Wel bleek dat
41 (68%) mannen en 55 (87%) vrouwen, met minder dan 50 mug per dag, een
onvoldoende adequate seleeninname te hebben.