Geertsma RE ,
Orzechowski TJH ,
Jonker M ,
Dorpema JW ,
Asten JAAM van
26 p
in Dutch
1996
Toon Nederlands
English Abstract Cytotoxicity testing has shown that RVNRL (Radiation
Vulcanised Natural Rubber Latex) materials are considerably less cytotoxic
than sulphur-vulcanised materials. This is a strong indication that part of
the allergy problems, namely the so-called Type IV-allergies which can be
caused by chemicals, will not occur with RVNRL products. Also the effect of
applying different leaching times during the production process was
investigated. This showed that leaching is important, but the complete
effect is reached within one hour. Longer leaching times did not further
reduce cytotoxicity. Protein testing has shown that some, but not all
proteins are destroyed during irradiation. For the total protein content of
the materials as determined in this way, the effect of leaching proved to be
very important. This was also checked with SDS-PAGE assays: After
irradiation a smear was observed, and when the irradiated material had been
leached, most of the smear had disappeared. An important protein (14 kD),
which is known to be one of the major latex allergens, was still present and
seemed hardly to be affected. The materials have also been evaluated
clinically, using well characterised patient sera (Western blotting) in
order to determine whether the remaining proteins were allergenic. As far
as Type I-allergies which can be caused by latex proteins are concerned, no
significant difference with sulphur vulcanised products could be
established.
Rapport in het kort
Door middel van cytotoxiciteitstesten is aangetoond dat
RVNRL (straling-gevulcaniseerde natuurlijke latex rubber) materialen
aanzienlijk minder cytotoxisch zijn dan zwavel-gevulcaniseerde materialen.
Dit is een sterke aanwijzing dat een deel van de allergieproblemen, namelijk
de zogeheten Type IV-allergieen die kunnen worden veroorzaakt door
chemicalien, bij RVNRL producten niet zal optreden. Daarnaast is het effect
van de toepassing van verschillende leach-tijden onderzocht. Het bleek dat
leachen belangrijk is, maar dat het volledige effect al binnen een uur
bereikt is. Langere leach-tijden leverden geen verdere reductie van
cytotoxiciteit op. Eiwittesten hebben aangetoond dat sommige, maar niet
alle eiwitten door de bestraling worden vernietigd. Voor het op deze manier
bepaalde totale eiwitgehalte bleek het effect van leachen erg belangrijk.
Dit werd ook onderzocht met behulp van SDS-PAGE testen: na bestraling wordt
een smeer waargenomen, en na leachen van het bestraalde materiaal is het
grootste deel van de smeer verdwenen. Een belangrijk eiwit (14 kD), dat een
van de bekende 'major allergens' in latex is, is nog wel aanwezig en lijkt
nauwelijks beinvloed te zijn. De materialen zijn ook klinisch ge-evalueerd
met gebruik van goed gekarakteriseerde sera (Western Blotting), om te
bepalen of de overgebleven eiwitten allergeen zijn. Wat betreft de Type
I-allergieen die kunnen worden veroorzaakt door latexeiwitten, kon geen
significant verschil met zwavel-gevulcaniseerde producten worden
vastgesteld.