|   print

Environmental risk limits for organotin compounds
[ Milieurisicogrenzen voor organotinverbindingen ]
 
van Herwijnen R

76 p in English   2012

RIVM rapport 607711009
download pdf (1072Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
RIVM has derived environmental risk limits (ERLs) for three organotin compounds: dibutyltin, tributyltin and triphenyltin. These are the most widely used organotin compounds. Dibutyltin has several uses, for example in the plastic PVC and in printer toner. Tributyltin and triphenyltin are mainly used for wood conservation and as antifouling. Triphenyltin was also used as plant protection product for potatoes. The use as antifouling has been banned within Europe since 2003, and there is no authorisation anymore for the use of triphenyltin as plant protection product.

Intervention values for soil
The environmental risk limits have been derived because they are needed to determine intervention values for soil and groundwater. In case an intervention value is exceeded, the (polluted) soil will be considered for remediation. For this purpose, ERLs for groundwater and soil are required. ERLs for soil were not available and have been derived for this report. ERLs for water were already derived within other frameworks and have been adopted. ERLs for surface water and sediment are also reported in this report because they are related to soil and groundwater. In this way a complete overview of the available ERLs for each compound is given

The derived environmental risk limits for soil and groundwater
One of the derived ERLs is the Serious Risk Concentration (SRC). At this concentration, harmful effects for soil organisms are expected. The determined SRCs for soil are 28; 0.052 and 0.24 milligram per kilogram dry weight soil for dibutyltin, tributyltin and triphenyltin respectively. For groundwater, the SRCs are respectively 50; 0.046 and 0.40 microgram per liter.

Direct and indirect effects
The SRC is based on the annual average concentrations in soil, water and sediment. For this report, two routes of exposure have been examined: direct exposure of water or soil organisms, and indirect exposure of birds or mammals consuming water or soil organisms (food chain). Indirect exposure of humans where it concerns intervention values is evaluated in a separate report (Brand et al., 2012).

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
Het RIVM heeft in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M), milieurisicogrenzen voor drie organotinverbindingen in (grond)water, sediment en bodem vastgesteld. De drie meest voorkomende verbindingen in het milieu zijn: dibutyltin, tributyltin en trifenyltin. Dibutyltin wordt in verscheidene toepassingen gebruikt, bijvoorbeeld in de kunststof pvc en in printertoners. Tributyltin en trifenyltin zijn voornamelijk gebruikt als middel om hout te conserveren en om te voorkomen dat er onder water op de romp van schepen organismen groeien (aangroeiwerend middel). Trifenyltin werd ook gebruikt als gewasbeschermingsmiddel in de aardappelteelt. Het gebruik als aangroeiwerend middel is in Europa sinds 2003 niet meer toegestaan en trifenyltin heeft ook geen authorisatie meer als gewasbeschermingsmiddel.

Interventiewaarden bodem
De milieurisicogrenzen zijn afgeleid omdat ze nodig zijn om de zogeheten interventiewaarden te bepalen. Als een interventiewaarde wordt overschreden, komt de (vervuilde) bodem in aanmerking voor sanering. Voor dit doel zijn alleen milieurisicogrenzen voor grondwater en bodem nodig. De milieurisicogrenzen voor de individuele organotins in bodem waren nog niet beschikbaar en zijn voor dit onderzoek afgeleid. Milieurisicogrenzen voor water waren al eerder afgeleid binnen andere kaders en zijn overgenomen. De milieurisicogrenzen voor oppervlaktewater en sediment zijn ook in het rapport vermeld, omdat deze aan bodem en grondwater zijn gerelateerd. Dit geeft een volledig overzicht.

De milieurisicogrenzen voor bodem en grondwater
Een van de afgeleide milieurisicogrenzen is het Ernstig Risiconiveau (ER). Dit is de concentratie waarbij schadelijke effecten van de stof voor de bodem te verwachten zijn. De bepaalde ER's voor bodem zijn 28; 0.052 en 0.24 milligram per kilogram drooggewicht bodem, voor achtereenvolgens dibutyltin, tributyltin en trifenyltin. Voor grondwater zijn de ER's respectievelijk 50; 0,046 en 0,40 microgram per liter.

Directe en indirecte effecten
Het ER is gebaseerd op de jaargemiddelde concentraties in bodem, water en sediment. Hiervoor zijn in dit rapport twee routes onderzocht: de directe effecten op waterorganismen en de indirecte effecten op vogels en zoogdieren via het nuttigen van de waterorganismen (voedselketen). Effecten voor mensen bij interventiewaarden worden in een separaat rapport geëvalueerd.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
( 2012-07-26 )