English Abstract This report describes the calibrations in 1994 of the
gamma-spectroscopy set-ups in use at the Laboratory of Radiation Research
(LSO). The set-ups are calibrated for different matrices which are measured
routinely in the monitoring program and matrices which are measured during
major nuclear accidents. The calibration results are analysed and
calculations are performed that have led to an improved understanding of the
results.
Rapport in het kort
Om de activiteit van preparaten met gammastraling
uitzendende nucliden te bepalen heeft het Laboratorium voor
Stralingsonderzoek (LSO) de beschikking over een aantal
halfgeleiderdetectoren. Deze opstellingen worden per preparaatvorm
gekalibreerd voor de efficintie waarmee gemeten wordt. Dit rapport
beschrijft de resultaten van de preparaatkalibraties voor het reguliere
onderzoeksprogramma en de preparaatkalibraties voor metingen tijdens
alarmsituaties. Ook worden een aantal analyses en berekeningen geevalueerd
die hebben geleid tot een beter begrip van de resultaten. Het is gebleken
dat de grootste onzekerheid in de preparaatkalibraties het gevolg is van een
inhomogene verdeling van de activiteit over het preparaat. Bij de
preparaatvorm 'teldoos 250 ml' is de homogeniteit nagenoeg perfect met als
resultaat de best reproducerende metingen. De activiteit op het
'koolfilter' is niet homogeen verdeeld maar blijft gelokaliseerd op de
plaats waar het is aangebracht. Vloeistofscintillatie metingen hebben voor
het 'URENCO' en 'glasvezelfilter' aangetoond dat de activiteit zich na het
drogen vooral op de rand van het filter bevindt. Bij het koolpatroon blijkt
dat de injectiediepte (verschillend per experimentator) een grote rol speelt
bij het bepalen van de detectorefficintie. Deze variatie in de hoogte van
de activiteitspositie is ook van belang bij het 'HVS filterpakket'. De
teldoos gevuld met melk- of grasas geeft bij grotere vulhoogten (30 en 40
mm) sterke afwijkingen in de meetuitkomsten. Dit is waarschijnlijk het
gevolg van een minder goede homogeniteit. In de praktijk komen deze
vulhoogten nauwelijks voor, zodat hiervoor voortaan niet meer gekalibreerd
zal worden. Voor iedere preparaatvorm is een foutenanalyse uitgevoerd. Het
blijkt dat de meeste fouten groter zijn dan 10%. Het criterium dat
momenteel wordt gehanteerd voor acceptatie van een kalibratie is een
verschil van minder dan 10% met de kalibratie van het voorgaande jaar.
Wellicht moet dit criterium worden vervangen door een preparaat specifiek
criterium. Berekeningen die gemaakt zijn om de telefficientie van
ingewikkelde preparaten te modelleren komen overeen met hetgeen is
waargenomen in de experimenten. Ze kunnen goed gebruikt worden om de
gemaakte aannamen over de activiteitsverdelingen te
onderbouwen.