English Abstract An increasing concern for the risks from
radon(Rn-222)in particular) has caused the Ministry of VROM to ask for an
investigation of the relation between radon concentrations in the indoor air
of dwellings and the radium content of the soil on which these have been
built. This investigation should include not only natural soil types but
also some artificial ones. The soils that were formed after polders were
filled with harbour sludge are an example of a non-natural soil type with a
radium content that is in some instances significantly higher than that of
most natural soils. This report brings the results of the first two phases
of a project to investigate the radium contents of these so-called harbour
sludge polders. Analysis of the radium contents and a number of soil
characteristics of 30 harbour sludge polders shows: (1) the average radium
content of most of these sites is higher than expected based on a natural
situation, (2) the highest average radium content is approximately four
times the average value for Dutch soils, (3) the radium surplus is related
to the cadmium pollution level, (4) the average radium contents in the
polders on which dwellings have been built are probably too small to allow
differences in radon concentrations to show up in an investigation in which
a limited number of dwellings are compared with similar dwellings built on
soils without a radium surplus. This report ends with conclusions and
recommendations for phases 3 and 4 of this project.
Rapport in het kort
De ook in Nederland belangrijk toegenomen aandacht voor
de risico's van radon (met name Rn-222)in het binnenhuismilieu waren voor
VROM aanleiding een onderzoek te laten doen naar de relatie tussen de
radonconcentratie in woningen en het gehalte aan radium (Ra-226)in de bodem
waarop deze staan. Dit onderzoek zou zich niet alleen moeten richten op
natuurlijke bodems maar ook op een aantal niet-natuurlijke. De bodems die
ontstaan zijn door het ophogen van poldergronden met havenspecie uit de
Rotterdamse havens vormen een voorbeeld van een niet-natuurlijk bodemtype
met een radiumgehalte dat in sommige gevallen significant hoger is dan dat
van de meeste natuurlijke bodems. Dit rapport beschrijft de eerste twee
fasen van het vervolgonderzoek naar radiumgehalten in
havenspeciepoldergronden. Analyse van het radiumgehalte en een aantal
bodemkarakteristieken van 30 havenspeciepoldergronden leert dat: (1) op de
meeste lokaties hogere radiumgehaltes voorkomen dan verwacht op basis van de
natuurlijke situatie, (2) het hoogste gemiddelde radiumgehalte ongeveer vier
maal het landelijke gemiddelde is (3) het radiumoverschot gerelateerd is aan
de verontreiniging met cadmium en (4) de onderzochte polders waarop woningen
zijn gebouwd gemiddelde radiumgehalten bevatten die naar verwachting te
klein zijn om in een beperkte steekproef verschillen aan te tonen tussen de
gemiddelde radonconcentratie in deze woningen en die in soortgelijke
woningen op terreinen zonder radiumoverschot. Het rapport eindigt met
conclusies en aanbevelingen voor fasen 3 en 4 van dit
vervolgonderzoek.