English Abstract Dredgings from the harbours and waterways of the Rhine
delta show elevated levels of natural radionuclides. The pathways to be
used for calculations of the dose to the population have been the subject of
debate lately. Part of this report deals with this subject and describes
the results of discussions among research institutes, industrial companies
and the Dutch government. Apart from that, this report gives the results of
measurements of the Ra-226 content of harbour sludge samples taken during
the 1994 and 1995 sampling campaigns of Public Works and the city of
Rotterdam. In reporting the results, the natural radium contents and
enhancement due to industrial dumpings are distinguished. The range of the
natural radium contents of the 1994 en 1995 samples was 8-25 Bq kg-1, of the
actually measured radium contents 13-264 Bq kg exp.-1 and of the
enhancements 0-240 Bq kg exp.-1. Repeated sampling of the same locations
shows that the radium content in 1995 was on the average 16 plusminus 2 (1
sigma) percent higher than in 1994. The natural radium contents in 1995
showed no difference with 1994. The enhancements were on the average 39
plusminus 7 percent higher in 1995. The radium contents compare well with
previous occasional measurements. Exposure to radon when living on sites
where harbour sludge with enhanced levels of radium has been used as
landfill, is considered as the dominant potential exposure pathway.
According to this model, the highest enhancements found correspond to a
potential individual dose of approximately 6 mSv a exp.-1. Approximately
15% of the dredged material may cause an additional individual dose of 1 mSv
a exp. -1 or more.
Rapport in het kort
Baggerspecie uit de havens en vaarwegen van het
Rijnmondgebied bevat een verhoogd gehalte aan van nature voorkomende
radioactieve stoffen. De te beschouwen wijzen waarop de bevolking aan deze
stoffen blootgesteld zou kunnen worden en daarmee de berekeningswijze van
het risico, stonden de afgelopen tijd sterk ter discussie. Een deel van dit
rapport beschrijft deze problematiek en de resultaten van een discussie
tussen de betrokken instituten, bedrijven en de overheid. Daarnaast worden
meetgegevens gepresenteerd van het gehalte Ra-226 in monsters die in 1994 en
1995 tijdens de monstercampagnes van Rijkswaterstaat en Gemeentewerken
Rotterdam voor dit doel werden verzameld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt
tussen het natuurlijke radiumgehalte en wat daaraan door industriele
lozingen is toegevoegd, het 'overschot'. In de bemonsterde vakken bedroeg
in 1994 en 1995 het natuurlijke radiumgehalte 8-25 Bq kg-1, het gemeten
radiumgehalte 13-264 Bq kg exp.-1 en het overschot 0-240 Bq kg exp.-1. Uit
gemeten waarden van zowel in 1994 als in 1995 bemonsterde vakken blijkt dat
het radiumgehalte in de tussenliggende periode met 16 plusminus 2
(standaardfout) procent is gestegen. In het van nature voorkomende
radiumgehalte was geen verandering te constateren en het overschot nam
gemiddeld toe met 39 plusminus 7 procent. De gevonden waarden zijn van
dezelfde orde als eerdere incidenteel gemeten waarden. Blootstelling aan
radon in woningen die zijn gebouwd op polders opgehoogd met specie met een
verhoogd radiumgehalte, wordt beschouwd als het belangrijkste potentiele
blootstellingspad. Volgens dit model leidt gebruik van specie afkomstig uit
de meest verontreinigde haven als ophoogmateriaal tot een toegevoegde
potentiele individuele dosis van circa 6 mSv a exp.-1. Voor circa 15% van
de uit het Rijnmondgebied opgebaggerde specie geldt dat gebruik als
ophoogmateriaal kan leiden tot een toegevoegde dosis van meer dan 1 mSv a
exp.-1.