|   print

Gevolgen van nieuwe vergunningplichtige grenzen voor lozingen in lucht en water door radionuclidenlaboratoria
[ Consequences of new prior authorization limits for emissions into air and water by radionuclide laboratories ]
 
Pruppers MJM, Blaauboer RO

34 p in Dutch   2002

RIVM Rapport 610310003
download pdf (272Kb)  

Toon Nederlands

English Abstract
The Dutch government has laid down new limits in the Radiation protection decree (Besluit stralingsbescherming), above which radionuclide laboratories need prior authorization for emitting and discharging radioactive substances. These new limits were needed to implement the modified system for application of the individual radionuclide approach of the Euratom-directive 96/29 to Dutch legislation. The findings reported here give us a clear understanding of the dose received by members of the public from emissions into air and water which are equal to the new limits. The report also goes into the differences between the new and the old situations. For most of the radionuclides examined, the new limits turn out to be higher than the old limits. The increase in the limits is lowest for long-lived or alpha-radiation-emitting radionuclides, and may even represent a decrease. This is especially the result of taking into account the dose-coefficient, which is usually higher for the alpha-emitters examined than for the other radionuclides. Higher emissions are allowed in the new situation for short-lived radionuclides with a low dose-coefficient because of their low contribution to dose. As a consequence of conservative assumptions in the calculation of the dose, it is expected that, in practice, the respective doses associated with the new limits of 1 and 10 radiotoxicity equivalents for emissions into air and water will exceed the dose criterion of 0,1 microsievert per year in only a few cases.

 

RIVM - Bilthoven - the Netherlands - www.rivm.nl

Display English

Rapport in het kort
De Nederlandse overheid heeft in het 'Besluit stralingsbescherming' (Bs) nieuwe vergunningplichtige grenzen opgenomen voor lozingen van kunstmatige bronnen door radionucliden-laboratoria. Deze nieuwe grenzen waren nodig om de gewijzigde systematiek van de Euratom-richtlijn 96/29 betreffende de individuele radionucliden gewijze benadering in de Nederlandse wetgeving te implementeren. Het rapport verschaft inzicht in de doses voor leden van de bevolking die het gevolg zijn van lozingen in lucht en water ter grootte van de nieuwe vergunningplichtige grenzen en gaat in op de verschillen tussen de nieuwe en de oude situatie. Voor de meeste van de beschouwde radionucliden blijken de nieuwe vergunningplichtige grenzen hoger te liggen dan de oude grenzen. De verhoging is het kleinst, en soms is er zelfs sprake van een verlaging, voor langlevende of alfa-straling uitzendende radionucliden. Dit is vooral het gevolg van het in rekening brengen van de dosiscoefficient die voor de onderzochte alfa-stralers meestal hoger is dan voor de andere radionucliden. Kortlevende radionucliden met een lage dosiscoefficient mogen in de nieuwe situatie meer dan voorheen worden geloosd omdat deze toch weinig aan de dosis bijdragen. Gezien de conservatieve aannamen in de berekening van de dosis is het te verwachten dat de dosis die hoort bij de nieuwe vergunningplichtige grenzen van 1 en 10 Re voor lozingen in lucht, respectievelijk water, het dosiscriterium van 0,1 microsievert per jaar in de praktijk maar in enkele gevallen zal overschrijden.

 

RIVM - Bilthoven - Nederland - www.rivm.nl
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM
( 2002-08-23 )